-
1 cure
n. genezing, geneesmiddel; predikantshulp--------v. genezen; helen; inpottencure1[ kjoeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————cure21 kuren ⇒ een kuur ondergaan/doen3 verduurzaamd worden ⇒ roken, drogen1 genezen ⇒ beter maken, (doen) herstellen♦voorbeelden:cure someone of drinking • iemand van de drank afhelpencure oneself of bad habits • zijn slechte gewoonten afleren -
2 habituate
-
3 habituating drug
-
4 remedy
n. medikament, geneesmiddel; steun, ondersteuning--------v. remedie, geneesmiddel, hulpmiddel; rechtsmiddel; verhaalremedy1[ remmiddie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: remedies〉1 remedie ⇒ (genees)middel, hulpmiddel♦voorbeelden:————————remedy2〈werkwoord; remedied〉
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский