-
21 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
22 swear
v. zweren; vloeken; rechtsgeldig verklaren; zweren; uitscheldenswear1♦voorbeelden:————————swear21 〈+at, about〉vloeken (op, over)1 zweren ⇒ een eed afleggen; met kracht beweren, wedden♦voorbeelden:swear to do something • plechtig beloven iets te zullen doenswear by (all that is holy) • zweren bij (alles wat heilig is)〈informeel; figuurlijk〉 swear by someone/something • bij iemand/iets zweren, volkomen op iemand/iets vertrouwenswear on the Bible that • op de bijbel zweren datswear to something • zweren dat iets het geval is, een eed doen op ietsswear to God that • zweren bij God dat♦voorbeelden:sworn evidence • verklaring/getuigenis onder edeswear in • beëdigenswear to secrecy/silence • een eed van geheimhouding afnemen van -
23 Douay
n. Douay (Bible), Engelse vertaling van de bijbel uit het Latijns) -
24 asv
herziende versie van King James Bible gepubliceerd in V.S.asv (American Standard Version)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
bible — bible … Dictionnaire des rimes
BIBLE — EN AMONT et en aval du moment décisif de sa constitution dernière, par le versant de sa genèse et par celui de son destin, la Bible a marqué non seulement de son empreinte mais aussi en quelque sorte de son être la nature même d’une importante… … Encyclopédie Universelle
Bible — Bi ble (b[imac] b l), n. [F. bible, L. biblia, pl., fr. Gr. bibli a, pl. of bibli on, dim. of bi blos, by blos, book, prop. Egyptian papyrus.] 1. A book. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] 2. {The Book} by way of eminence, that is, the book which is… … The Collaborative International Dictionary of English
bible — BIBLE. s. f. L Écriture sainte, l ancien et le nouveau Testament. La sainte Bible. Le Texte de la Bible. Les Passages de la Bible. La Version de la Bible. Bible Latine. Bible Grecque. Bible Françoise. Bible Polyglotte … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
bible — BIBLE. s. f. L Escriture sainte, le vieux & le nouveau Testament. La sainte Bible. le texte de la Bible. les passages de la Bible. la version de la Bible. Bible Latine. Bible Grecque. Bible Françoise. Bible Polyglotte … Dictionnaire de l'Académie française
Bible — Bible, the English form of the Greek name Biblia, meaning books, the name which in the fifth century began to be given to the entire collection of sacred books, the Library of Divine Revelation. The name Bible was adopted by Wickliffe, and… … Easton's Bible Dictionary
Bible — [bī′bəl] n. [ME & OFr < ML biblia < Gr, collection of writings, in LGr(Ec), the Scriptures (pl. of biblion, book) < biblos, papyrus, after Byblos (now Dschebēl), Phoen city from which papyrus was imported] 1. the sacred book of… … English World dictionary
Bible 21 — Die Bible 21 (eigentlich Bible, překlad 21. století) ist eine moderne tschechische Bibelübersetzung. Diese Übersetzung stellt erst die dritte vollständige tschechische Bibelübersetzung aus den Originalsprachen nach der Kralitzer Bibel (16.… … Deutsch Wikipedia
Bible — (n.) early 14c., from Anglo Latin biblia, O.Fr. bible (13c.) the Bible, also any large book generally, from Medieval and Late Latin biblia (neuter plural interpreted as feminine singular), in phrase biblia sacra holy books, a translation of Greek … Etymology dictionary
bible — England, Wales also bible of documents See transaction bible Practical Law Dictionary. Glossary of UK, US and international legal terms. www.practicallaw.com. 2010 … Law dictionary
Bible — Use a capital initial when it refers to the scriptures collectively (Read your Bible), but a small initial when it refers to a copy of the book (three bibles) or is allusive (Wisden is the cricketer s bible) … Modern English usage