-
1 vorig
2 [vroeger] earlier, former♦voorbeelden:1 de vorige avond • the night before, the previous nightin het vorige hoofdstuk • in the preceding/last chapterde vorige keer • (the) last timevorige week dinsdag • on (the) Tuesday of last week, Tuesday last -
2 vorig
* * *past; last; previous; former* * *vo|rig [foːrɪç]adj attr(= früher) Besitzer, Wohnsitz previous; (= vergangen) Jahr, Woche etc lastim Vorigen — (in the) above, earlier
der/die/das Vorige — the above(-mentioned)
* * *vo·rig[ˈfo:rɪç]diese Konferenz war genauso langweilig wie die \vorige this conference was just as boring as the previous onewie im Vorigen bereits gesagt (veraltend) as [was] stated earlier▪ jdm etw \vorig lassen to leave sth for sb* * *vorige Woche last week* * *adj.last adj. -
3 vorig...
-
4 vorig
adj. former, previous, last, late, overpast, whilom -
5 vorig
vo·rig [ʼfo:rɪç] adjlast, previous;diese Konferenz war genauso langweilig wie die \vorige this conference was just as boring as the previous one -
6 vorig
1. former2. last3. preceding4. previous -
7 vorig jaar om dezelfde tijd
vorig jaar om dezelfde tijdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vorig jaar om dezelfde tijd
-
8 10 % hoger dan vorig jaar
10 % hoger dan vorig jaar10 % higher than/up on last yearVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > 10 % hoger dan vorig jaar
-
9 dat zal vorig jaar geweest zijn
dat zal vorig jaar geweest zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat zal vorig jaar geweest zijn
-
10 deze nalatenschap van een vorig kabinet
deze nalatenschap van een vorig kabinetVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > deze nalatenschap van een vorig kabinet
-
11 onze winsten liggen lager dan die van vorig jaar
onze winsten liggen lager dan die van vorig jaarVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onze winsten liggen lager dan die van vorig jaar
-
12 teruggrijpen op een vorig hoofdstuk
teruggrijpen op een vorig hoofdstukVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > teruggrijpen op een vorig hoofdstuk
-
13 bekeerd
1 [tot het christendom/een overtuiging overgegaan] converted2 [tot inkeer gekomen] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden: -
14 een bekeerde
een bekeerde -
15 hoog
hoog1〈 het〉1 high♦voorbeelden:¶ bij hoog en laag volhouden/blijven beweren • stand firm, stick to one's guns/opinion————————hoog22 [zover reikend als in de bepaling genoemd wordt] high3 [vergevorderd in een rang-/volgorde] high♦voorbeelden:een hoge C • a high/top Choge gebouwen • high/tall buildingsde hoogste verdieping • the top floordat paard staat hoog op de benen • that horse has (got) long legs/is tallhoog in de lucht/bergen • high up in the air/mountainseen stapel van drie voet hoog • a three-foot high pilehij woont drie hoog • he lives on the Bthird/ Asecond floor3 de hoge adel • the leading aristocracy; the high nobility 〈 graven en hertogen, maar niet baronnen〉een hoge ambtenaar • a senior officialnaar een hogere klas overgaan • move up/be moved up to a higher classeen hoge waarde hebben • have a high value, be (very) valuable4 zij had een hoge kleur • she had a high colour, her face flushedShell aandelen waren 10 punten hoger • Shell shares were 10 points higher/gained 10 pointseen hoog stemmetje/geluid • a high-pitched voice/soundiemand hoog aanslaan • 〈 figuurlijk〉 have a high opinion of/think highly of someonehoger gaan dan duizend gulden • go above/beyond a thousand guilders; 〈 bieden ook〉 bid more than a thousand guildersde twist liep hoog op • the quarrel became heatedhoog opgeven van iemand • praise someoneiets hoog opnemen • take something seriouslyde verwarming staat hoog • the heating is on highhet zit hem hoog • it rankles him10 % hoger dan vorig jaar • 10 % higher than/up on last yearde temperatuur mag niet hoger zijn dan 60° • the temperature must not go above/exceed 60°de prijzen zijn 1000 gulden en hoger • prices start at 1000 guildersje kunt hoog of laag springen maar ik doe het toch niet • I'm not going to do it whatever you do/say -
16 liggen
1 [uitgestrekt zijn] lie3 [zich bevinden] lie, be4 [met betrekking tot zaken] [rusten] lie6 [passen bij een aanleg/belangstelling] suit7 [met betrekking tot storm/wind] die down8 [bezig zijn] be (lying)9 [gelegerd zijn] be stationed♦voorbeelden:de sneeuw bleef niet liggen • the snow did not settlelekker tegen iemand aan gaan liggen • snuggle up to someonedure vloerbedekking hebben liggen • have expensive carpets (on the floor)〈 op grafstenen〉 hier ligt … • here lies …lig je lekker/goed? • are you comfortable?hij ligt in/op bed • he's (lying) in bedover elkaar liggen • overlap2 ik blijf morgen liggen tot half tien • I'm going to stay in bed till 9.030 tomorrowga liggen! 〈 tegen een hond〉 • lie down!op sterven liggen • lie/be dyingde toestand ligt hier anders • the situation is (quite) different herede zaken liggen nu heel anders • things have changed a lot (since then)het feit ligt er • the fact remainshet plan, zoals het er ligt, is onaanvaardbaar • as it stands, the plan is unacceptablehoe liggen onze kansen? • what are the odds?de prijzen liggen vrij hoog • the prices are rather highuw bestelling ligt klaar • your order is ready (for dispatch/collection)onze winsten liggen lager dan die van vorig jaar • our profits are less than last year'sdie dagen liggen ver achter ons • those days are long pastde zaken liggen zo: … • it's like this: …zo liggen de zaken nu eenmaal • I'm afraid that's the way things areAntwerpen ligt aan de Schelde • Antwerp lies/is (situated) on the Scheldtde vakantie ligt weer achter ons • the holidays are behind us nowde schuld ligt bij mij • the fault is minede beslissing ligt bij ons • the decision is oursde macht ligt bij het volk • power is vested with the peoplemet iemand in proces liggen • litigate with someoneonder het gemiddelde liggen • be below averagede bal ligt op de grond • the ball is on the groundop het zuiden liggen • face (the) southze liggen voor het grijpen • they're all over the placevoor mij ligt uw brief • I have before me your letterer lagen moeilijke jaren voor ons • there were hard years ahead (of us)ik heb (nog) een paar flessen wijn liggen • I have a few bottles of wine (left)het geld hebben liggen • have the money availableik heb dat boek laten liggen • I left that book (behind)ik denk dat het aan je versterker ligt • I think that it's your amplifier that's causing the troubledat lag aan verscheidene oorzaken • that was due to various causesaan mij zal het niet liggen • it won't be my faultis het nu zo koud of ligt het aan mij? • is it really so cold, or is it just me?er is mij niets aan gelegen • it doesn't matter to mehet ligt aan die rotfiets van me • it's that bloody bike of mineals het aan mij ligt zal hij daar niet blijven • he won't stay there if I can help itals het aan mij ligt niet • not if I can help itwaar zou dat aan liggen? • what could be the cause of this?het lag misschien ook een beetje aan mij • I may have had something to do with ithet kan aan mij liggen, maar … • it may be just me, but …als het aan mij lag/ligt • if it was/is up to medat genre ligt mij niet • that genre doesn't appeal to medit klimaat ligt mij niet • this climate disagrees with medie jongen ligt mij helemaal niet • I can't get on with that guyhij ligt te slapen • he's asleepliggen te zeuren • be whining/bellyachingdie zaak ligt nogal gevoelig • the matter is a bit delicatezich nergens iets aan gelegen laten liggen • not give a hoot for anythingdat ligt heel anders • that's a different story altogetherals ze dat merken lig ik eruit • if they catch on, I'm outdeze auto ligt goed in de bocht • this car takes corners welldit bed ligt lekker/hard • this bed is comfortable/(too) hardver uiteen liggen • be poles apartdeze auto ligt vast op de weg • this car holds the road well -
17 nalatenschap
♦voorbeelden:een nalatenschap beheren • administer an estate -
18 teruggrijpen
♦voorbeelden:teruggrijpen op een oude(re) methode • fall back on an old(er) method -
19 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
20 vroeger
♦voorbeelden:1 de heer B., vroeger hoogleraar in de Engelse letterkunde • Mr B., former(ly) professor of English literaturevroeger heb ik ook wel gerookt • I used to smokevroeger stond hier een kerk • there used to be a church herevan vroeger vertellen • tell/talk about the (good) old dayshet Londen van vroeger • London, as it used to be/once washet zal nooit meer zijn zoals het vroeger was • things will never be what they used to be/the same again2 in zijn vroegere functie • in his former/previous positionzijn vroegere verloofde • his former/ex-fiancée
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Vorig — Vorig, ein Beywort von dem Nebenworte vor, so fern es eine Zeit bedeutet. 1. Was vor dem gegenwärtigen war, ohne zu bestimmen, ob es lange oder kurze Zeit vor demselben war. Das Nebenwort davon ist vorher. Sein voriger Wohlstand, sein ehemahliger … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
vorig — vorig:1.〈unmittelbarvorangehend〉letzt·vergangen–2.⇨übrig(1) vorigvergangen,letzt;ugs.:verflossen … Das Wörterbuch der Synonyme
vorig — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • ehemalig Bsp.: • Sie ist eine ehemalige Schönheitskönigin … Deutsch Wörterbuch
vorig — Adj. (Grundstufe) einem Zeitpunkt vorausgehend Synonym: letzt Beispiele: Im vorigen Jahr waren wir in den USA. Der vorige Besitzer der Wohnung ist gestorben … Extremes Deutsch
vorig- — Mirko durfte erst vorige Woche aus dem Krankenhaus … Deutsch-Test für Zuwanderer
vorig — vorherig; vorangegangen * * * vo|rig 〈Adj.〉 1. vorhergehend, früher, vergangen 2. 〈schweiz.; umg.〉 übrig ● die Vorigen 〈in Regieanweisungen〉 die Personen des vorhergehenden Auftritts; ich bin vorig 〈schweiz.〉 das fünfte Rad am Wagen; er hat es… … Universal-Lexikon
vorig... — vo|ri|g… [ fo:rɪg…] <Adj.>: dem Genannten unmittelbar vorausgegangen: in der vorigen Woche; ich habe ihn vorigen Mittwoch gesehen; das vorige Jahr. Syn.: ↑ letzt … Universal-Lexikon
vorig… — vo|rig… <Adj.> [spätmhd. voric]: dem Genannten unmittelbar vorausgegangen: vorige Woche; vorigen Dienstag; vorige Weihnachten; im vorigen Jahrhundert; am letzten Tag vorigen Monats, Jahres (Abk.: v. M., v. J.)/des vorigen Monats, Jahres;… … Universal-Lexikon
vorig- — vo̲·ri·g Adj; nur attr, nicht adv; direkt vor dem jetzigen Zeitpunkt o.Ä. ≈ letzt ↔ nächst : vorige Woche, vorigen Januar, Februar usw; voriges Mal; die vorige Ausgabe der Zeitung; der vorige Präsident; im Dezember vorigen Jahres … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
vorig... — alt, ehemalig, früher, letzt..., vergangen, zurückliegend … Das Wörterbuch der Synonyme
vorig — нем. [фо/рих] прежний ◊ voriges Zeitmaß [фо/ригес ца/йтмас] прежний темп … Словарь иностранных музыкальных терминов