-
1 frailty
-
2 debility
n. zwakheid, zwakte[ dibbillətie] -
3 dodder
v. beven (ouderdom, zwakte), trillen (van angst)[ doddə]♦voorbeelden: -
4 weakness
-
5 frailness
n. breekbaar; zwakte, zwakheid; zwakte van karakter -
6 cull
v. selecteren; verzamelen; uitschiften van zwakke dierencull1[ kul] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (wegens zwakte/improductiviteit) afgemaakt dier♦voorbeelden:————————cull2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 delicacy
n. teerheid, gevoeligheid; delicatesse[ dellikkəsie] 〈meervoud: delicacies〉♦voorbeelden: -
8 failing
adj. tekortkoming, zwakheid--------n. fout, zwakte; faling--------prep. bij gebrek aanfailing1[ feeling] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————failing2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:1 failing clear instructions we'll just have to experiment • bij gebrek aan duidelijke instructies zullen we dan maar moeten experimenteren -
9 feet of clay
-
10 fondness
n. vriendelijkheid, aardigheid; overdreven vriendelijkheid; zwakte (voor snoepen enz.)[ fon(d)nəs]1 tederheid ⇒ genegenheid, warmte3 al te groot optimisme ⇒ naïviteit, dwaasheid -
11 foot
n. voet; been; meeteenheid; stap; voetstuk, poot (v.e. bed); randen (v.e. blad papier)--------v. dokken; te voet gaan; dansenfoot1[ foet] 〈meervoud: feet〉5 onderste/achterste/laatste deel ⇒ (uit)einde♦voorbeelden:I won't set foot in that house • ik zet geen voet in dat huisstand on one's own feet • op eigen benen staanfoot by foot • voet(je) voor voet(je)on one's feet • op de been, overeind; er (weer) bovenop, beter; onvoorbereidput on one's feet • op de been/er bovenop helpenhave a foot in the door • de eerste stap gezet hebbenhave one foot in the grave • met een been in het graf staanhave/keep one's feet (set) (firmly) to/on the ground • met beide benen op de grond staancarry/sweep someone off his feet • iemand meeslependig in one's feet • z'n poot stijf houdenget to one's feet • opstaanjump to one's feet • opspringenkeep (on) one's feet • overeind/op de been blijvennot put a foot wrong • geen fout makenrecover one's feet • weer overeind komen/krabbelentread under foot • onderdrukkenmy foot! • kom nou!1 tred ⇒ gang, (voet)stap♦voorbeelden:swift of foot • vlug ter been————————foot2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: foot, feet〉————————foot3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 invalidity
n. ongeldigheid; invaliditeit[ invəliddətie]2 invaliditeit ⇒ (lichamelijke) zwakte, arbeidsongeschiktheid -
13 prostration
n. het op zijn aangezicht neervallen; knieval, voetval; neerwerping, omverwerping, diepe vernedering (ook van zichzelf); verslagenheid; grote zwakte, uitputting[ prostreesjn] -
14 punish
v. straffen[ punnisj]♦voorbeelden: -
15 qualm
n. onbehaaglijk gevoel; scrupule; spijt; twijfel; zwakte; misselijkheid[ kwa:m, kwo:m] 〈 vaak meervoud〉1 (gevoel van) onzekerheid ⇒ ongemakkelijk/onbehaaglijk gevoel♦voorbeelden:he felt no qualms about inviting himself • hij had er geen moeite mee zichzelf uit te nodigen -
16 adynamic
adj. zwak, niet dynamisch, lijdt aan zwakte -
17 atony
n. krachteloosheid, zwakte, ontspanning; zonder aanpassing -
18 cachectic
adj. van cachexie (sterk verslechterde lichaamsgesteldheid met vermagering, spieratrofie, anemie, verminderde huidturgor en algemene zwakte) -
19 cachexia
n. cachexie, (sterk verslechterde lichaamsgesteldheid met vermagering, spieratrofie, anemie, verminderde huidturgor en algemene zwakte) -
20 cachexy
n. cachexie (sterk verslechterde lichaamsgesteldheid met vermagering, spieratrofie, anemie, verminderde huidturgor en algemene zwakte)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
zwakte
Страницы