-
1 zadelen
-
2 zadelen
-
3 zadelen
гл.общ. седлать -
4 zadelen
v. saddle -
5 een paard zadelen
een paard zadelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een paard zadelen
-
6 saddle
n. zadel; juk, schraag; rug- lendestuk--------v. zadelen; op zich nemen; opzadelensaddle1[ sædl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zadel ⇒ rij/pakzadel, (motor)fietszadel♦voorbeelden:————————saddle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 седлать
vgener. zadelen -
8 saddle up one's horse
saddle up one's horse -
9 seller
-
10 седлать
vgener. zadelen -
11 aufsatteln
aufsatteln♦voorbeelden: -
12 satteln
satteln
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский