-
1 dividend
n. dividend, winstaandeel( uitkering van winst, bonus, aandeel)[ divviddənd]1 dividend ⇒ winstaandeel, uitkering (van winst)♦voorbeelden: -
2 profit
n. winst; voordeel; kost--------v. winst maken, winnen; profiterenprofit1[ proffit] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 rente3 nut ⇒ voordeel, profijt♦voorbeelden:sell at a profit • met winst verkopen————————profit2♦voorbeelden: -
3 share of profits
-
4 dividend distribution
uitdeling van dividend/winstaandeel
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский