-
1 winning
adj. winnend; innemend--------n. overwinning; winst; innemendheid--------v. winnen, de overwinning behalen; bereiken; slagen; behalen; overreden; het hart verkopen[ winnin] -
2 winning number
het winnende nummer -
3 winning on points
het winnen door middel van punten (door scheidsrechters bepaald) -
4 winning side
de winnende kant -
5 winning smile
overwinnende glimlach (betoverende lach) -
6 a winning/losing streak
a winning/losing streakeen reeks overwinningen/successen/nederlagen/verliezen -
7 he is keen on winning
he is keen on winning -
8 play a winning game
de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgen -
9 prize-winning
prize-winning1 bekroond -
10 she was disappointed about/at not winning the game
she was disappointed about/at not winning the gameEnglish-Dutch dictionary > she was disappointed about/at not winning the game
-
11 the odds are against/on his winning the election
the odds are against/on his winning the electionnaar alle waarschijnlijkheid zal hij de verkiezingen verliezen/winnenEnglish-Dutch dictionary > the odds are against/on his winning the election
-
12 we have every hope of winning
-
13 disappointed
adj. teleurgesteld[ dissəpojntid]♦voorbeelden:1 she was disappointed about/at not winning the game • zij was teleurgesteld dat ze het spel niet gewonnen hadshe was disappointed in her love for her daughter • zij was teleurgesteld in haar liefde voor haar dochtershe was disappointed in him • hij viel haar tegen -
14 every
adj. ieder, elk[ evrie]♦voorbeelden:every second person • elke tweede persoonevery which way • in alle richtingenevery (single) one of them is wrong • ze zijn stuk voor stuk verkeerdthree out of every seven • drie op zevenshe was given every opportunity • ze kreeg alle kansenhis every thought goes out to you • al zijn gedachten gaan naar u uit¶ every now and again/then, every so often • (zo) nu en dan, af en toe -
15 extraction
n. (het) uittrekken,(het) trekken (van een kies), (het) vertrekken,(het) wegtrekken; afkomst, oorsprong, afstamming[ ikstræksjn]♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
16 game
adj. moedig; klaar; mank lopen; invalide--------n. spel; pret; wild; wedstrijd--------v. spelen, dobbelengame1[ geem]♦voorbeelden:1 game of chance • kans/hazardspelplay a good/poor game • goed/slecht spelenhave the game in one's hands • de wedstrijd controlerenplay a losing game • de (wed)strijd verliezenplay the game • eerlijk (spel) spelen, zich aan de regels houdenplay a waiting game • een afwachtende houding aannemenplay a winning game • de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgenit's all in the game • het hoort er (allemaal) bijbe off one's game • uit vorm/niet op dreef zijngame and (set) • game en setgive the game away • het plan(netje) verklappentwo can play (at) that game • dat spelletje kan ik ook spelennone of your (little) games! • geen kunstjes!the game is up • het spel is uit, nu hangen wij/julliebe up to some game • iets in zijn schild voerenit's your game • jij wintwhat a game! • wat een komedie!1 grap(je) ⇒ geintje, pret(je)2 bedrijf ⇒ gebeuren, -wezen♦voorbeelden:make game of • spotten metthe game was to tell how many • het was de kunst/het ging erom te zeggen hoeveel♦voorbeelden:¶ 1 points is game • wie 21 punten heeft, wint→ fair fair/IV 〈 meervoud〉————————game21 dapper ⇒ kranig, f♦voorbeelden:I am game • ik doe meebe game for something • tot iets bereid zijn, ergens zin in hebben————————game3————————game4〈 werkwoord〉1 gokken ⇒ spelen, dobbelen -
17 keen
adj. scherp; snijdend; helder; doordringend; oplettend; intens; enthousiast; ergens "gek" op zijn--------n. klacht--------v. klagen[ kie:n] 〈 keenness〉1 scherp 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ bijtend, fel, hevig 〈 van wind, vorst e.d.; ook van strijd, concurrentie〉3 vurig ⇒ enthousiast, ijverig, intens♦voorbeelden:his keen sarcasm • zijn bijtend sarcasmethere was a keen wind blowing • er woei een ijskoude/felle windkeen sight • scherp gezichtsvermogena keen interest in • een levendige belangstelling voorSylvia is always keen to win • Sylvia wil altijd winnenJeremy wants to move but his wife is not keen • Jeremy wil verhuizen maar z'n vrouw heeft er geen zin inkeen on • gespitst op, gebrand ophe is keen on winning • hij wil dolgraag winnen -
18 odds
n. ongelijkheid, verschil; (grote) kans, waarschijnlijkheid[ odz]♦voorbeelden:what's the odds? • wat doet dat ertoe?face fearful odds • tegenover een geweldige overmacht staanthe odds are against/on his winning the election • naar alle waarschijnlijkheid zal hij de verkiezingen verliezen/winnenthe odds are that she will do it • de kans is groot dat ze het doet5 give/receive odds • voorgift geven/krijgengive/lay odds (on) • wedden (op)I'll lay odds (on it) that he won't win • ik durf te wedden dat hij niet wintplay the odds • op de notering van de winnaar gokkenagainst all (the) odds • tegen alle verwachtingen inover the odds • meer dan verwacht -
19 streak
n. lijn; streep; sporen; neiging; aard; eigenschap; periode--------v. voorbijschieten, flitsen; streaken, naakthollen; strepenstreak1[ strie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 streep ⇒ lijn, strook2 (karakter)trek ⇒ element, tikje♦voorbeelden:a winning/losing streak • een reeks overwinningen/successen/nederlagen/verliezen————————streak21 (weg)schieten ⇒ flitsen, snellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
winning — UK US /ˈwɪnɪŋ/ adjective [before noun] ► that is successful in achieving or getting something that others also wanted: »The winning bid for the insurance company was announced yesterday. »winning design/formula/strategy »winning… … Financial and business terms
Winning — Win ning, a. Attracting; adapted to gain favor; charming; as, a winning address. Each mild and winning note. Keble. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Winning — Win ning, n. 1. The act of obtaining something, as in a contest or by competition. [1913 Webster] 2. The money, etc., gained by success in competition or contest, esp, in gambling; usually in the plural. [1913 Webster] Ye seek land and sea for… … The Collaborative International Dictionary of English
winning — / winsome [adj1] attractive, charming acceptable, adorable, agreeable, alluring, amiable, bewitching, captivating, cute, delectable, delightful, disarming, enchanting, endearing, engaging, fascinating, fetching, gratifying, lovable, lovely,… … New thesaurus
Winning — Winning. См. Извлечение. (Источник: «Металлы и сплавы. Справочник.» Под редакцией Ю.П. Солнцева; НПО Профессионал , НПО Мир и семья ; Санкт Петербург, 2003 г.) … Словарь металлургических терминов
Winning — Winning, 1) Christian Ludwig von W., geb. 1736 zu Lichtenau in der Neumark, trat 1748 ins Berliner Cadettencorps, wohnte dem Siebenjährigen Kriege bei, wurde 1781 Major, 1790 Oberstlieutenant, 1791 Oberst, 1798 Generalmajor u. 1805… … Pierer's Universal-Lexikon
winning — index popular, prevailing (having superior force), prize, sapid, successful Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
winning — (win) win·ning || wɪnɪŋ v. be victorious; gain; obtain; arrive with great effort; succeed; acquire; convince; gain trust (or approval, favor, etc.) win·ning || wɪnɪŋ n. victory; gaining, earning; profit; opening to a coal mine adj.… … English contemporary dictionary
winning — adj *sweet, engaging, winsome, dulcet Analogous words: charming, alluring, captivating, enchanting, bewitch ing, attractive (see under ATTRACT vb) … New Dictionary of Synonyms
winning — ► ADJECTIVE 1) gaining, resulting in, or relating to victory. 2) attractive; endearing. ► NOUN (winnings) ▪ money won, especially by gambling. DERIVATIVES winningly adverb … English terms dictionary
winning — [win′iŋ] adj. 1. that wins; victorious 2. attractive; charming n. 1. the action of a person that wins; victory 2. [pl.] something won, esp. money 3. a shaft, bed, etc. in a coal mine, opened for mining winningly adv … English World dictionary