-
1 anhalten
anhaltenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 stoppen, tot stilstand komen3 aanhouden, verzoeken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanhouden, stoppen ⇒ tot staan brengen2 houden (naast, tegen)3 aanzetten, aansporen♦voorbeelden:den Motor anhalten • de motor stopzetten -
2 dauern
dauern2 duurzaam zijn ⇒ blijven bestaan, voortduren♦voorbeelden:♦voorbeelden:das wird dich dauern! • daar zul je spijt van krijgen! -
3 fortdauern
fortdauern1 voortduren ⇒ aanhouden, voortbestaan -
4 fortwähren
-
5 verewigen
verewigen♦voorbeelden: -
6 weitergehen
weitergehen1 verder gaan ⇒ voort-, doorgaan, voortduren♦voorbeelden:1 wann geht es weiter? • wanneer wordt de reis, tocht voortgezet?bitte weitergehen! • doorlopen alstublieft! -
7 währen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский