-
1 verzekeraar
-
2 verzekeraar
n. assurer, insurer, abandonee -
3 verzekeraar
• insurer• underwriter -
4 een levensverzekering (af)sluiten
een levensverzekering (af)sluitenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een levensverzekering (af)sluiten
-
5 levensverzekering
♦voorbeelden:1 een levensverzekering (af)sluiten • 〈 door verzekerde〉 take out a life insurance (policy); 〈 door verzekeraar〉 effect a life insurance (policy)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > levensverzekering
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский