-
1 display
n. beeld (ook in computers); voorstelling; scherm (ook in computers); doek; openbaring; vertoon, uiterlijke schijn--------v. openbaren, ontdekken, tonen, laten ziendisplay1[ displee] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tentoonstelling ⇒ uitstalling, weergave3 demonstratie ⇒ vertoon, druktemakerij6 〈 techniek, technologie〉aanwijs/afleesinstrument♦voorbeelden:————————display2〈 werkwoord〉1 tonen ⇒ exposeren, uitstallen2 tentoonspreiden ⇒ tonen, aan de dag leggen -
2 parade
n. parade, (uiterlijk) vertoon, show--------v. houden van een parade; houden van een demonstratie; demonstrerenparade1[ pəreed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 parade ⇒ (uiterlijk) vertoon, show♦voorbeelden:1 make a parade of • paraderen/pronken met————————parade21 paraderen ⇒ een optocht houden, defileren2 paraderen ⇒ pronken, pralen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (opzichtig) heen en weer lopen in/op ⇒ rondparaderen in/op -
3 pretence
n. voorwendsel; schijn; uiterlijk vertoon♦voorbeelden:on the slightest pretence • bij de geringste aanleiding -
4 splurge
n. drukte, een vertoning geven--------v. drukte/vertoon maken; geld verspillensplurge1[ splə:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splurge21 (geld) verspillen/verkwisten ⇒ zich te buiten gaan♦voorbeelden: -
5 (payable) on demand
(payable) on demand -
6 affectation
n. het doen alsof[ æfekteesjn]1 geaffecteerdheid ⇒ gekunsteldheid, gemaaktheid2 aanstellerij ⇒ vertoon, pralerige ingenomenheid -
7 beauty is but/only skin deep
beauty is but/only skin deep -
8 beauty is in the eye of the beholder
uiterlijk schoon is slechts vertoonEnglish-Dutch dictionary > beauty is in the eye of the beholder
-
9 beauty
n. schoonheid[ bjoe:tie] 〈meervoud: beauties〉♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 beauty is in the eye of the beholder • de schoonheid der vrijster ligt in 's vrijers oog→ age age/ -
10 dash
n. ietsje; scheutje (drank); slag, dreun; spurt, uitval; (100 m.) sprint--------v. (vooruit)stormen, denderen; (met grote kracht) slaan, smijten, beukendash1[ dæsj]1 ietsje, tik(kelt)je ⇒ scheutje; snu(i)fje2 (snelle, krachtige) slag ⇒ dreun3 spurt ⇒ sprint, uitval5 penne/penseelstreek♦voorbeelden:dash of pepper • snufje peperthe prisoners made a dash for freedom • de gevangenen deden een snelle uitbreekpoging1 elan ⇒ zwier, durf————————dash21 (vooruit)stormen ⇒ (zich) storten, denderen♦voorbeelden:dash along/past • voorbijstuivendash away • wegstormen, zich uit de voeten makendash off • er (als de gesmeerde bliksem) vandoor gaandash up • komen aansnellen1 (met grote kracht) slaan ⇒ smijten, beuken♦voorbeelden:dash down • neersmijtenthe waves dashed against the rocks • de golven beukten tegen de rotsen2 (be)spatten ⇒ besmeuren, (be)sprenkelen3 snel/gehaast doen♦voorbeelden:dash one's/someone's brains out • zijn hersenpan kraken, iemand de hersens inslaan2 dash mud over something, dash something with mud • iets met modder bespatten/besmeuren3 dash something down/off • iets nog even gauw eruit stampen/opschrijven4 dash it (all)! • verdraaid!, nondeju! -
11 demand
n. eis; navraag, aanvraag--------v. vereisen, eisen; navragendemand1[ dimma:nd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 eis ⇒ verzoek, verlangen2 aanspraak ⇒ claim, vordering5 → demand note demand note/♦voorbeelden:satisfy all demands • aan alle eisen tegemoet komenlittle demand for doctors • weinig vraag naar artsenbe in great demand • erg in trek zijn————————demand2〈 werkwoord〉1 eisen ⇒ verlangen, vorderen♦voorbeelden: -
12 demonstration
n. demonstratie, bewijs[ demmənstreesjn]1 demonstratie ⇒ betoging, manifestatie4 uiting ⇒ manifestatie, vertoon -
13 emotionalism
n. emotionaliteit, aandoenlijkheid[ immoosjnəlizm] -
14 iridescence
n. kleurenspel (als v.e. regenboog)[ irriddesns] -
15 masquerade
n. gemaskerd bal, maskerade; vermomming--------v. verkleden, vermommen; meedoen aan een gemaskerd bal; zich uitgeven voormasquerade1[ mæskəreed] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————masquerade2〈 werkwoord〉 -
16 on production of your tickets
on production of your tickets -
17 ostentation
-
18 panache
-
19 pose
n. houding, pose--------v. poseren, een pose/houding aannemenpose1[ pooz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 houding ⇒ pose, vertoon————————pose21 poseren ⇒ doen alsof, een pose/een houding aannemen♦voorbeelden:1 pose as • zich voordoen als, zich uitgeven voorII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vormen♦voorbeelden:2 pose a threat/problem • een bedreiging/probleem vormen -
20 production
n. productie; opbrengst; (film) productie[ prəduksjn]2 〈dramaturgie; film(kunde)〉productie, het produceren♦voorbeelden:
- 1
- 2