-
1 verstikking
-
2 verstikking
-
3 verstikking
n. suffocation, asphyxiation, asphyxy, asphyxia -
4 verstikking
-
5 verstikking
asphyxie -
6 asphyxia
-
7 étouffement
-
8 асфиксия
asfyxie, verstikking -
9 choke
n. verstikking; choke (v.d. auto)--------v. verstikken; wurgenchoke1[ tsjook] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————choke21 (ver)stikken ⇒ naar adem snakken, zich verslikken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstikken ⇒ doen stikken, smoren2 verstoppen ⇒ versperren, volproppen3 beroeren ⇒ overstuur maken, van z'n stuk brengen4 onderdrukken ⇒ inslikken, bedwingen♦voorbeelden:choke down food • eten met moeite naar binnen slikken 〈door pijn enz.〉; eten vlug naar binnen werken 〈 uit haast〉choke the life out of somebody • iemand wurgen4 choke back/down feelings/anger • gevoelens/woede onderdrukken/inslikken -
10 aerophore
n. luchtvat (samengeperste lucht voor gebruik in geval van verstikking) -
11 asphyxiant
n. stof die verstikking veroorzaakt -
12 asphyxiation
n. verstikking -
13 asphyxiator
n. veroorzaker van verstikking, wat verstikt -
14 asphyxy
n. gebrek aan zuurstof verooraakt door onderbreking van de ademhaling, verstikking -
15 stifling
adj. verstikkend, smoor---------n. verstikking; wurging -
16 asphyxie
asphyxie [aasfieksie]〈v.〉♦voorbeelden: -
17 étranglement
étranglement [eetrãgləmã]〈m.〉 -
18 suffocation
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский