-
1 décolorer
décolorer [deekollorree]1 verkleuren ⇒ verschieten, verbleken♦voorbeelden:1. v1) ontkleuren, doen verkleuren2) blonderen2. se décolorervverkleuren, verbleken -
2 déteindre
déteindre [deetẽdr]1 verkleuren ⇒ ontkleuren, verschieten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉vverkleuren, ontkleuren -
3 faner
faner [faanee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1. v2) doen verschieten [kleur]2. se fanerv1) verwelken, verdorren2) verschieten -
4 décoloration
décoloration [deekollorraasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:f
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский