-
1 cardsharper
-
2 cheat
n. oplichter; oplichting--------v. oplichten; ontrouw zijn; liegencheat1[ tsjie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bedrog ⇒ afzetterij, fraude2 bedrieger ⇒ valsspeler, fraudeur————————cheat21 bedrog plegen ⇒ frauderen, vals/gemeen spelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bedriegen ⇒ oplichten, afzetten♦voorbeelden:cheat at exams • spiekencheat at games • vals spelen (bij spelletjes)cheat someone out of something • iemand iets afhandig maken -
3 rook
n. afzetter; roek ; toren (in schaakspel), die horizontaal en verticaal kan spelen over ongelimiteerde hoeveelheid vierkante vlakken bij schaken (Schaken); afzetter, iemand dievals speelt in kanspelen; (Zoölogie) roek, zwarte Europese vogel van de kraaienfamilie--------v. bedriegen, afzettenrook1[ roek] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rook2〈 werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский