-
101 sandalwood
n. sandelhout (soort hout)sandalwood -
102 sea-green
-
103 seating
n. plaatsen; zitplaats, -plaatsen[ sie:ting], 〈in betekenis 2 ook〉 seating room, seating accommodation -
104 self-service
-
105 sepia
n. inktvis; donkerbruin; donkerbruine foto[ sie:piə] 〈 vaak attributief〉 -
106 serge
-
107 sex
n. sex; sexuele verhouding; geslachtsex1[ seks] 〈 vaak attributief〉♦voorbeelden:¶ the second sex • de tweede sekse, de vrouw(en)♦voorbeelden:2 have sex with someone • met iemand naar bed gaan/vrijen————————sex2〈 werkwoord〉 -
108 shakedown
n. kermisbed; laatste proefvlucht/vaart; afpersing; grondig onderzoekshakedown -
109 she
adj. vrouwelijk, v. vrouwelijke geslacht--------n. vrouwelijk persoon; vrouw--------pron. zij, zeshe1[ sjie:] 〈zelfstandig naamwoord; vaak attributief〉♦voorbeelden:1 is it a he or a she? • is het een jongen of een meisje?————————she21 zij/ze ⇒ 〈 in sommige constructies〉 die, dat, het♦voorbeelden:1 England's problem was that she had neglected her fleet • Engelands probleem was dat het zijn vloot verwaarloosd hadshe's left • ze is weg -
110 shirtsleeve
-
111 snap
adj. onverwacht, snel-, bliksem-, flits- (stemming, film, etc.)--------adv. onverwacht, snel, bliksemsnel--------n. klap, hap, beet; knip (met vingers, schaar)drukknoop; foto; pit, energie--------v. happen (naar), bijten; aangrijpen (kans); (ermee) ophouden; (af)breken, (af)knappen; knallen (met zweep, geweer); snauwensnap1[ snæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap5 foto♦voorbeelden:1 shut a book/lid with a snap • een boek/deksel met een klap sluiten10 put some snap into it! • een beetje meer fut!I don't care a snap for what she says • wat zij zegt kan me geen barst/lor schelen————————snap2♦voorbeelden:————————snap3〈 snapped〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 snap to it • vooruit, schiet 'ns op6 met een ruk/schok bewegen♦voorbeelden:1 (weg)grissen ⇒ grijpen, (weg)rukken♦voorbeelden:snap up • op de kop tikkensnap up a bargain • een koopje meepakken¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 snap it up • vooruit, aan de slag————————snap42 knak♦voorbeelden:1 snap went the glass • klap ging/zei het glas¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 snap! you're wearing the same dress as me • wat een toeval! je hebt dezelfde jurk aan als ik -
112 steel
adj. stalen; van staal--------n. staal--------v. stalen, verstalen, hard maken, verharden, ongevoelig maken, wapenen, pantserensteel1[ stie:l]3 vuurslagII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak attributief〉♦voorbeelden:2 a man of steel • een man van staal, een sterke man————————steel2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:steel oneself against/for disappointment • zich pantseren/wapenen tegen teleurstelling -
113 stick-in-the-mud
-
114 strawberry
-
115 surround sound
surround sound〈 vaak attributief〉 〈voornamelijk Brits-Engels; muziek〉 -
116 tea-table
-
117 tidewater
n. vloedwater, stroomwatertidewater -
118 time-sharing
time-sharing -
119 trick
n. truc, kunstje--------v. bedriegentrick1[ trik] 〈zelfstandig naamwoord; in betekenis 0.1 t/m 0.3 vaak attributief〉4 aanwensel ⇒ tic, maniertje6 werktijd ⇒ (werk)beurt, dienst♦voorbeelden:magic tricks • goocheltrucsplay a trick (up)on someone, play someone a trick • iemand een streek leverenplay tricks • de hoer uithangenbe up to someone's tricks • iemand doorhebbenhow's tricks? • hoe staat het ermee?→ worth worth/————————trick2〈 werkwoord〉1 bedriegen ⇒ beetnemen, misleiden♦voorbeelden:1 trick someone into something • iemand iets aanpraten, iemand ergens inluizen -
120 turquoise
n. turkoois (steensoort, naam van goede steen, uitzonderlijke steen; groenblauwige kleur)[ tə:kwojz] 〈 vaak attributief〉1 turkoois
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
vaak+attributief
Страницы