-
1 lay down a procedure
-
2 lay down
vastleggenlay down2 vastleggen ⇒ voorschrijven, bepalen♦voorbeelden:lay oneself down • gaan liggen -
3 outline
n. beschrijven; schetsen; omlijning; verkorte uitgave; hoofdlijnen--------v. schetsen, uitstippelen; zich aftekenen tegenoutline1[ autlajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 schets ⇒ samenvatting, overzicht; ontwerp♦voorbeelden:————————outline2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 project
n. programma; projekt--------v. uitspringen; slingeren; projecteren (film); ontwerpen, plannen; voorstellen (beeld)project1[ prodzjekt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————project2[ prədzjekt]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:project one's voice • zijn stem richten
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский