-
1 uitrusting
ekipahe; ekipoDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > uitrusting
-
2 снаряжение
uitrusting -
3 controls and convenience features
uitrustingEnglish-Dutch technical dictionary > controls and convenience features
-
4 outfit
uitrusting -
5 вооружение
uitrusting, bewapening -
6 оборудование
uitrusting, installatie, materiaalРусско-голландский словарь коммерческих терминов > оборудование
-
7 оборудование
uitrusting, installatie, materiaalРусско-голландский словарь коммерческих терминов > оборудование
-
8 kit
n. uitrusting; uitrusting; gereedschap; vriendenkring (spreektaal); teil; poes; kit--------v. uitrusten, uitmonsterenkit1[ kit]1 (gereedschaps)kist ⇒ doos, (plunje)zak2 bouwdoos/pakket♦voorbeelden:————————kit2〈werkwoord; kitted〉 -
9 outfit
n. uitrusting, kleding; apparatuur; eenheid; groepering--------v. uitrusting, toerusting; voorzieningoutfit1[ autfit]♦voorbeelden:————————outfit2〈 outfitted〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitrusten ⇒ voorzien, verschaffen♦voorbeelden: -
10 rig
n. (scheep) tuig(age); uitrusting--------v. opzichten, vervalsenrig1[ rig] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 Amerikaans-Engels〉trekker/truck met oplegger♦voorbeelden:————————rig2〈werkwoord; rigged〉♦voorbeelden: -
11 dismantle
v. uitneembaar; leeghalen (van meubels/ uitrusting)[ dismæntl] 〈zelfstandig naamwoord: dismantlement〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontmantelen ⇒ van de bedekking/omhulling ontdoen2 leeghalen ⇒ van meubilair/uitrusting ontdoen, onttakelen3 slopen ⇒ afbreken, uit elkaar halen -
12 equipage
n. uitrusting; rijtuig[ ekwippidzj] -
13 equipment
-
14 fitment
n. uitrusting; meubelstuk; accessoires[ fitmənt] 〈 voornamelijk meervoud〉 -
15 fixings
n. uitrusting, toebehoren, garnering van gerechten[ fiksingz] 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 -
16 scuba diver
n. onderwaterduiker die gebruikt maakt van een scuba - uitrustingscuba diver[ skjoe:bə]1 scubaduiker ⇒ duiker met zuurstoffles(sen)/scuba-uitrusting -
17 stereo
adj. stereo-uitrusting--------n. stereo - stereofonische uitrusting (versterker, platenspeler, tape) -
18 collection
collection [kolleksjõ]〈v.〉♦voorbeelden:collection de timbres • postzegelverzamelingavoir la collection complète d'une revue • alle jaargangen van een tijdschrift compleet hebbenj'en ai toute une collection • ik heb er een heleboel vanfaire collection de qc. • iets verzamelenf1) verzameling2) reeks [boeken]3) collectie [mode]4) uitrusting [leger] -
19 dotation
-
20 équipage
équipage [eekiepaazĵ]〈m.〉2 uitrusting ⇒ gereedschap, benodigdheden, apparatuur♦voorbeelden:→ rôlem1) bemanning2) uitrusting
См. также в других словарях:
TIDEMAN — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 7.8.1834 Amsterdam/NL 11.2.1883 Amsterdam After training as a naval constructor at the Military Academy in Breda, Bruno Joannes Tideman entered the full time service of his country in 1857. During the… … Hydraulicians in Europe 1800-2000