-
1 cì.òæ.: uitjoelen
gener. uitjouwenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > cì.òæ.: uitjoelen
-
2 дразнить
vgener. uitjoelen, tarten, plagen, tergen, (iem.) ertussen nemen (кого-л.), (iem.) het land opjagen, jennen, judassen, nabauwen (кого-л.), najouwen, plaagzucht, sarren, treiteren, turken (i) -
3 издеваться
vgener. uitjoelen, bespotten, honen, schamperen, sollen (met-íàä êåì-ô.) -
4 насмехаться над
vgener. uitjoelen, (iem.) ertussen nemen (кем-л.), de spot drijven met, een loopje met (iem.) nemen (кем-л.), glossen op (iets) maken (чем-л.) -
5 подразнить
vgener. uitjoelen -
6 поиздеваться
vgener. uitjoelen -
7 см.тж.: uitjouwen - освистать
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > см.тж.: uitjouwen - освистать
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский