-
1 uitbrander
reprocheDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > uitbrander
-
2 нагоняй
uitbrander -
3 roasting
n. roosteren; uitbranderroasting1[ roosting] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————roasting2〈bijvoeglijk naamwoord; bijwoord〉♦voorbeelden: -
4 berate
-
5 bollocking
n. (Brits-Engels) stevige uitbrander, het geven van een standje aan iemand die iets fout heeft gedaan (kleinerend)[ bolləking] 〈 slang〉 -
6 rocket
n. raket; vuurwerk--------v. omhoog schietenrocket1[ rokkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————rocket2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 upbraid
-
8 wigging
-
9 cigare
-
10 Zigarre
Zigarre〈v.; Zigarre, Zigarren〉♦voorbeelden: -
11 взбучка
slaag ; standje, uitbrander -
12 выговор
ngener. standje, roffel, berisping, reprimande, schrobbering, strafpreek, terechtwijzing, uitbrander -
13 нагоняй
ngener. bokkem, bokking, reprimande, roffel, standje, uitbrander -
14 Riot Act
-
15 carpet
n. kleed, vloerkleed--------v. bedekken met vloerkleed; berispingcarpet1[ ka:pit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (vloer)tapijt ⇒ (vloer)kleed, karpet, (trap)loper♦voorbeelden:fitted carpet • vast/kamerbreed tapijt————————carpet2〈 werkwoord〉2 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉een uitbrander/standje geven♦voorbeelden: -
16 dressing down
-
17 get into a row
-
18 give someone a good/real roasting
give someone a good/real roastingEnglish-Dutch dictionary > give someone a good/real roasting
-
19 give someone a rocket
-
20 going-over
going-over
Страницы