-
1 hike
n. lange wandeling, trektocht; vooruitgang, opslag (slang)--------v. een voetreis maken, een trektocht maken, wandelenhike1[ hajk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————hike21 lopen ⇒ wandelen, trekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 trek
n. trektocht; (lange, moeizame) tocht, met rugzakken een trektocht maken gedurende een aantal dagen--------v. trekken, reizentrek1[ trek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tocht ⇒ lange, zware reis————————trek2〈werkwoord; trekked〉1 trekken ⇒ een lange, zware tocht maken -
3 tramp
n. trip; bedelaar; hoer, prostituée--------v. trappelen; met voeten treden, trappen op, vertreden, vertrappentramp11 getrappel ⇒ gestamp, zware tred3 tramp ⇒ zwerver, landloper4 tramp(boot) ⇒ vrachtzoeker, schip van de wilde vaart————————tramp21 stappen ⇒ marcheren, stampen2 lopen ⇒ trekken, een voettocht makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aflopen ⇒ afzwerven, doorlopen♦voorbeelden: -
4 Wanderschaft
Wanderschaft〈v.; Wanderschaft, Wanderschaften〉♦voorbeelden: -
5 wandern
wandern〈 sein〉♦voorbeelden:1 ein wandernder Händler • een marktkramer, venterwandernde Völker • nomadenvolkenWolken wandern am Himmel • wolken trekken langs de hemel
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский