-
1 accede
v. toetreden, ambt aanvaarden, troon bestijgen, instemmen, toestemmen3 toestemmen ⇒ aanvaarden, inwilligen♦voorbeelden: -
2 become a party to
become a party to -
3 blackball
-
4 party
adj. partij; van een feestje--------n. gebruiken; meedoen--------v. feesten (slang); alcohol drinken in gezelschap (slang)[ pa:tie] 〈meervoud: parties〉1 feestje2 partij ⇒ participant, medeplichtige♦voorbeelden:become a party to • toetreden totII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
5 reaccede
v. nogmaals toetreden
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский