-
1 upset price
inzet, limietprijs 〈 laatste prijs bij openbare verkoop〉 -
2 upset the/someone's applecart
upset the/someone's applecarteen streep door de/iemands rekening halen -
3 upset
adj. van streek--------n. omverwerpen; ruzie; verstoring--------v. omverwerpen; in de war sturen; van streek makenupset1[ upset] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 omverwerping ⇒ verstoring, totale ommekeer2 ontsteltenis ⇒ (bron van) ellende, (emotionele) schok4 〈 sport〉verrassende nederlaag/wending♦voorbeelden:————————upset2[ upset]♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 van streek ⇒ overstuur, geërgerd————————upset3[ upset]1 omkantelen ⇒ omslaan, omvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omstoten ⇒ omverwerpen, omgooien3 in de war sturen ⇒ verstoren, van zijn stuk brengen♦voorbeelden:3 a very upsetting experience • een heel nare/onplezierige ervaringit upset me greatly • ik ben er erg van geschrokken -
4 upset the balance
-
5 upset a government
een regering doen vallen -
6 upset his apple cart
zijn plan verijdelen -
7 upset plans
plannen verijdelen -
8 upset stomach
bedorven maag -
9 upset the apple cart
een streep door de/iemands rekening halen, iemands plannen ondersteboven gooien -
10 upset the balance of force
balans van de troepen verstoren -
11 upset the status-quo
de status-quo in de war sturen -
12 Sheila has had a terrible upset
-
13 his death was a complete upset of their plans
English-Dutch dictionary > his death was a complete upset of their plans
-
14 it upset me greatly
-
15 that which she had seen thoroughly upset her
English-Dutch dictionary > that which she had seen thoroughly upset her
-
16 to cold upset
koudstuiken -
17 to upset
opstuikenstuikenuitstuiken -
18 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
19 applecart
n. handkar om appels te vervoeren; fruitstalapplecart♦voorbeelden:¶ upset the/someone's applecart • een streep door de/iemands rekening halen -
20 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten
- 1
- 2
См. также в других словарях:
upset — [up set′; ] for n. always, and for adj. also [, up′set΄] vt. upset, upsetting [ME upsetten: see UP1 & SET] 1. Obs. to set up; erect 2. a) to tip over; overturn [to upset a vase] … English World dictionary
upset the apple cart — see ↑upset, 2 • • • Main Entry: ↑apple upset the apple cart see ↑upset, 2 • • • Main Entry: ↑cart upset the apple cart informal : to do something that changes or spoils a … Useful english dictionary
Upset — Up*set , v. t. 1. To set up; to put upright. [Obs.] With sail on mast upset. R. of Brunne. [1913 Webster] 2. (a) To thicken and shorten, as a heated piece of iron, by hammering on the end. (b) To shorten (a tire) in the process of resetting,… … The Collaborative International Dictionary of English
upset\ one's\ apple\ cart — • upset the applecart • upset one s applecart v. phr. informal To ruin a plan or what is being done, often by surprise or accident; change how things are or are being done, often unexpectedly; ruin or mix up another person s success or plan for… … Словарь американских идиом
upset\ one's\ applecart — • upset the applecart • upset one s applecart v. phr. informal To ruin a plan or what is being done, often by surprise or accident; change how things are or are being done, often unexpectedly; ruin or mix up another person s success or plan for… … Словарь американских идиом
upset\ the\ apple\ cart — • upset the applecart • upset one s applecart v. phr. informal To ruin a plan or what is being done, often by surprise or accident; change how things are or are being done, often unexpectedly; ruin or mix up another person s success or plan for… … Словарь американских идиом
upset\ the\ applecart — • upset the applecart • upset one s applecart v. phr. informal To ruin a plan or what is being done, often by surprise or accident; change how things are or are being done, often unexpectedly; ruin or mix up another person s success or plan for… … Словарь американских идиом
upset — [adj] disturbed, bothered agitated, all torn up*, amazed, antsy*, apprehensive, blue*, broken up*, bummed out*, capsized, chaotic, come apart*, confused, disconcerted, dismayed, disordered, disquieted, distressed, dragged*, frantic, grieved, hurt … New thesaurus
Upset (disambiguation) — Upset may refer to:* Upset, in a competition where a likely winner loses to an underdog. * Upset forging, a forging process where a workpieces diameter is increased by compressing its length. * Depression (mood), upset emotionally … Wikipedia
Upset — Up set , n. The act of upsetting, or the state of being upset; an overturn; as, the wagon had an upset. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Upset — Up set , a. Set up; fixed; determined; used chiefly or only in the phrase upset price; that is, the price fixed upon as the minimum for property offered in a public sale, or, in an auction, the price at which property is set up or started by the… … The Collaborative International Dictionary of English