-
1 отбить
afslaan, terugslaan, afweren ; afbreken, er afslaan -
2 отбивать
afslaan, terugslaan, afweren ; afbreken, er afslaan -
3 отражать
terugkaatsen, weerspiegelen ; terugslaan, afweren, afslaan -
4 отразить
terugkaatsen, weerspiegelen ; terugslaan, afweren, afslaan -
5 двигаться
vgener. bewegen, rukken, terugslaan, trekken, varen, zich roeren, schuiven, zich bewegen, zich verroeren -
6 забивать обратно
vgener. terugslaan (о дыме и т.п.) -
7 опровергать
v1) gener. doorprikken, ontzenuwen, rechtzetten (в газете), tegenpraten, afbreken (теорию), betwisten, dementeren, tegenspreken, weerleggen, weerroepen2) liter. terugslaan -
8 отбивать
vgener. afkaatsen, afslaan, afbikken (штукатурку, известь), afweren, pareren, terugkaatsen, terugslaan -
9 отбрасывать
vgener. afsmijten, afzetten, verschoppen, afleggen, afwerpen, terugslaan -
10 отвечать ударом на удар
vgener. terugslaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > отвечать ударом на удар
-
11 отражать
-
12 устремляться назад
vgener. terugslaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > устремляться назад
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский