-
1 tripod
-
2 boom
n. lawaai, boem; gedreun; (haven)boom; arm van pickup--------v. dreunen; donderenboom1[ boe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (dof, hol) gedreun ⇒ gebulder, gedaver2 hausse ⇒ (periode van) hoogconjunctuur, sterke loon/prijsstijging3 (hoge) vlucht ⇒ (plotselinge, krachtige) stijging/toename 〈in aanzien/rijkdom e.d.〉, bloei, opkomst♦voorbeelden:————————boom2♦voorbeelden:the clock boomed out • de klok dreundeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈vaak +out〉bulderend/galmend/dreunend uiten -
3 dolly
n. pop; wagen om bv piano's mee te verplaatsen[ dollie] 〈meervoud: dollies〉2 dolly ⇒ verrijdbaar statief 〈 voor camera〉, rijdend plateau 〈 voor zware vrachten, om onder auto te werken e.d.〉 -
4 rest
n. rest; rust; het stilzetten--------v. rusten; restenrest1[ rest]1 rustplaats ⇒ verblijf, tehuis♦voorbeelden:give it a rest • laat het even rusten, hou er even mee oplay to rest • te ruste leggen, begraven; sussen, doen bedarenset someone's mind at rest • iemand geruststellenIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; the〉1 de rest ⇒ het overige, de overigen♦voorbeelden:1 for the rest • voor de rest, overigensand the rest of it, all the rest of it • en de rest————————rest21 rusten ⇒ stil staan, slapen, pauzeren♦voorbeelden:I feel completely rested • ik voel me helemaal uitgerust2 rest assured • wees gerust, wees ervan verzekerdII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen rusten ⇒ leunen, steunen♦voorbeelden:God rest his soul • God hebbe zijn ziel -
5 stand
n. standaard, voet, stel; tribune; plaats; plaats voor taxi's--------v. staan; doen staan; opstaan; aanleunen; erop staan; leed dragen; waarderenstand1[ stænd] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 plaats ⇒ positie, post4 stander ⇒ statief, standaard♦voorbeelden:————————stand22 zich bevinden ⇒ staan, liggen6 zijn ⇒ (ervoor) staan, zich in een bepaalde situatie bevinden♦voorbeelden:as I stand here • zowaar ik hier sta4 stand and deliver! • je geld of je leven!he stands at nothing • hij staat nergens voorstand at thirty degrees • op dertig graden staanas it stands • momenteel, zoals het nu isknow where he stands • weten waar hij aan toe isstand to lose something • waarschijnlijk/zeker iets zullen verliezenstand aloof • zich op een afstand houdenstand apart • zich afzijdig houdenstand easy! • op de plaats rust!stand well with someone • met iemand op goede voet staanstand in (for someone) • (iemand) vervangenstand on • aandringen opstand on ceremony • aan plichtplegingen hechtenstand over • toezicht houden opstand upon • staan op→ stand aside stand aside/, stand back stand back/, stand by stand by/, stand down stand down/, stand for stand for/, stand off stand off/, stand out stand out/, stand up stand up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 tripodal
adj. van drievoet, statief -
7 stand
standstandaardstanderstatiefstellagestelling -
8 support
begeleidingbijstandconsoledragerdragermateriaalnazorgondersteuningopleggingopnameruggesteunstandaardstanderstatiefsteunsteunbeugelstutsupport -
9 tripod
drievoetstatiefvloerstatief
См. также в других словарях:
Stativ — Sn Untergestell erw. fach. (18. Jh.) Neoklassische Bildung. Neoklassische Substantivierung von l. statīvus stehend, stillstehend , zu l. stāre (statum) stehen . Ebenso nndl. statief, nschw. stativ, nnorw. stativ; Distanz. ✎ DF 4 (1978), 432f.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache