-
1 standhouden
-
2 standhouden
2 [met betrekking tot personen] hold out/up ⇒ hang/hold on3 [blijven bestaan] persist♦voorbeelden: -
3 standhouden
продержаться; выстоять; держаться удержаться* * **продержаться, просуществовать; удержаться* * *гл.общ. стойко держаться, стоять, не уступать, устоять -
4 standhouden
I.standhaltenII.[niet wijken]sich behauptenIII.[niet wijken]sich halten -
5 standhouden
duraDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > standhouden
-
6 standhouden
v. withstand -
7 standhouden
affronter, continuer, durer -
8 standhouden
dura -
9 duurzaam standhouden
duurzaam standhouden -
10 duurzaam standhouden
duurzaam standhoudenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > duurzaam standhouden
-
11 tenir
tenir [tənier]1 houden ⇒ vastzitten, weerstand bieden, standhouden2 een plaats, onderkomen vinden♦voorbeelden:le beau temps tiendra • het mooie weer houdt aantenir bon • volhouden, niet toegeventenir tout seul • blijven staanne plus pouvoir tenir, ne pouvoir y tenir • zijn geduld verliezen, ten einde raad zijncela tient toujours pour samedi? • gaat het zaterdag nog door? 〈 afspraak〉elle ne tenait plus debout (de fatigue) • ze kon niet meer op haar benen blijven staan (van vermoeidheid)cette histoire ne tient pas debout • dat verhaal snijdt geen hout2 ce que nous avons dit tient en quelques mots • wat we hebben gezegd kan in enkele woorden worden samengevat4 à quoi cela tient-il? • hoe komt dat?cela ne tient qu'à moi • dat hangt alleen van mij afqu'à cela ne tienne! • dat is geen bezwaar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden ⇒ vast-, tegenhouden4 (plaats) innemen ⇒ beslaan, bevatten♦voorbeelden:la colère le tient • hij is woedendtenir la comptabilité • de boekhouding voerentenir ses engagements • zijn verplichtingen nakomentenir ses larmes • zijn tranen inhoudence mal le tient • die ziekte houdt hem in haar greeptenir le pouvoir • de macht in handen hebbentenir qn. • iemand in zijn macht hebbentenir les voleurs • de dieven te pakken hebbenfaire tenir qc. à qn. • iemand iets doen toekomen〈 spreekwoord〉 un tiens vaut mieux que deux tu l'auras • één vogel in de hand is beter dan tien in de luchttenez, voilà votre argent • hier hebt u uw geldtiens! je ne l'aurais pas cru • hé, dat had ik niet gedachttiens, tiens! • wel, wel!→ bout, boutique, classe, cordon, estime, haleine, langue, lieu, mer, pari, parole, quitte, tête, vin1 zich vasthouden ⇒ leunen (tegen), zich houden2 staan ⇒ zich bevinden, plaats hebben3 waarschijnlijk, steekhoudend zijn ⇒ goed in elkaar zitten, met elkaar samenhangen♦voorbeelden:1 s'en tenir là • stoppen, ophoudensavoir à quoi s'en tenir • weten waar men zich aan te houden heeftse tenir à quatre • z'n woede met moeite bedwingen¶ s'en tenir à • zich houden aan, blijven bijse tenir qc. pour dit • zich iets voor gezegd houdenv1) vastzitten2) standhouden5) voortkomen6) lijken (op)7) (vast)houden8) tegenhouden9) hebben10) weerstand bieden11) in beslag nemen12) beschouwen (als)13) onderhouden -
12 behaupten
behaupten1 zich handhaven ⇒ zich staande houden, standhouden -
13 выдержать
doorstaan, volhouden, uithouden, standhouden -
14 выдерживать
doorstaan, volhouden, uithouden, standhouden -
15 не уступать
prepos.gener. geen kamp geven, geen krimp geven, standhouden, tegen (iem.) opgewassen zijn (кому-л.), voet bij stuk houden, zich schrap zetten, zich taai houden -
16 стойко держаться
advgener. standhouden -
17 стоять
vgener. opstaan (на огне, на столе-о пище), staan, standhouden, stilliggen (о деле и т.п.), kamperen, stationeren (на остановке) -
18 устоять
vgener. standhouden -
19 ground
adj. grond-, bodem-; vermalen, verbrijzeld--------n. aarde; grond; terrein; ondergrond; gebied; basis--------v. aan de grond houden; funderen; baseren; beargumenteren; aardenground1[ graund]♦voorbeelden:♦voorbeelden:fall to the ground • falen, in duigen vallentouch ground • vaste grond onder de voeten krijgenrun oneself into the ground • zich uitputtenget off the ground • van de grond/op gang komen3 break (new/fresh) ground • nieuw terrein betreden, pionierswerk verrichtencover much ground • een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijkengive/lose ground • terrein verliezen, wijkenhold/keep/stand one's ground • standhouden, voet bij stuk houdenshift one's ground • van argument/mening veranderenfeel the ground • poolshoogte nemenit suits him down to the ground • dat komt hem uitstekend van pasIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 a house standing in its own grounds • een huis, geheel door eigen grond omgeven————————ground2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gronden ⇒ baseren, onderbouwen♦voorbeelden:————————ground3→ grind grind/ -
20 hold one's own
het (alleen) aankunnen; zich handhaven, niet achteruitgaan 〈 van een zieke〉————————
Страницы