-
1 colloquial language
spreektaal -
2 knock
n. klop; slag; aanmerking (spreektaal)--------v. kloppen; slaan; stoten; een aanmerking maken (spreektaal); doen verbazen (spreektaal)knock1[ nok] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————knock2♦voorbeelden:knock into someone • iemand tegen het lijf lopen♦voorbeelden:1 knock at/on a door • op een deur kloppen/tikken→ knock about knock about/, knock around knock around/, knock forward knock forward/, knock off knock off/, knock on knock on/, knock together knock together/, knock up knock up/1 (hard) slaan ⇒ meppen, stoten (tegen)♦voorbeelden:1 knock a hole/nail in • een gat/spijker slaan inbe knocked off one's horse • van zijn paard geworpen worden2 don't knock something (till you've tried it) • geef er niet op af (voordat je het geprobeerd hebt)the news knocked him for six • hij was met stomheid geslagen door het nieuws→ knock back knock back/, knock down knock down/, knock off knock off/, knock out knock out/, knock over knock over/, knock together knock together/ -
3 snow
n. sneeuw; cocaïne (spreektaal)--------v. sneeuwen; sneeuw vallen; indruk maken (spreektaal); overtuigen (spreektaal)snow1[ snoo] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————snow21 sneeuwenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be snowed off • wegens sneeuwval niet doorgaan -
4 colloquial
adj. informeel, tot de spreektaal behorend[ kəlookwiəl] -
5 fist
-
6 flub
n. slechte uitvoering, grove fout, misser (spreektaal), uitglijer--------v. slecht werk verrichten, grove fout maken, missen (spreektaal)[ flub] 〈 Amerikaans-Engels〉1 verknoeien ⇒ verprutsen, verknallen -
7 girl
n. meisje; jongedame; vrouw (in de spreektaal); hulp (in de spreektaal)[ gə:l]♦voorbeelden: -
8 inside
adj. van binnen, innerlijk--------adv. binnen; naar binnen; in; in huis; in gevangenis (spreektaal)--------n. binnenkant; binnenste gedeelte; ingewanden(spreektaal)--------prep. in, binneninside1[ insajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————inside2♦voorbeelden:————————inside3〈 bijwoord〉2 〈 slang〉in/naar de bak/gevangenis♦voorbeelden:turn something inside out • iets binnenstebuiten keren————————inside4〈 voorzetsel〉♦voorbeelden: -
9 killing
adj. dodend, slachtend; aan lachen krijgend (spreektaal); doodmoe (spreektaal)--------n. moord; slachting; jacht; groot succes; slag (bij beurs, enz.)killing1[ killing] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 make a killing • zijn slag slaan, groot succes hebben————————killing22 slopend ⇒ uitputtend, moordend -
10 plus
adj. positief (bij algebra en electriciteit); en nog--------adv. en nog wat (spreektaal); en nog wat (spreektaal)--------n. optelteken; plus; overschot--------prep. en nogplus1[ plus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: Amerikaans-Engels ook plusses〉————————plus21 extra ⇒ bijkomend, gunstig4 ten minste ⇒ minimaal, meer/ouder dan♦voorbeelden:1 a plus benefit • een extra/bijkomend voordeelyou have to be twelve plus for this • hier moet je minimaal twaalf jaar/twaalf of ouder voor zijn————————plus3[ plus] 〈 voorzetsel〉1 plus ⇒ (vermeerderd) met, en; boven nul♦voorbeelden:plus six (degrees centigrade) • zes graden boven nul -
11 pot
n. pan; aardewerk; kassa (bij pokerspel); grote hoeveelheid geld (i.d. spreektaal); hasjiesj (i.d. spreektaal)--------v. van korte afstand schieten; in een pot doen; planten in een potpot1[ pot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 pot 〈 voorwerp of inhoud〉 ⇒ kookpot; jampot, theepot 〈enz.〉; bloempot; (nacht)po; potvormig voorwerp (van aardewerk)8 〈 verkorting〉[pot shot]9 〈 verkorting〉[potbelly]♦voorbeelden:¶ keep the pot boiling • de kost verdienen, het zaakje draaiende houden〈 informeel〉 go (all) to pot • verkommeren, in de vernieling zijn————————pot2〈 potted〉1 schieten♦voorbeelden:pot at • (zonder mikken) schieten opII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 some
adj. enige, enkele; iets; bepaald; serieus (i.d. spreektaal)--------adv. op een speciale manier; heel veel (i.d. spreektaal)--------pron. enkele, sommigesome1[ sum] 〈 voornaamwoord〉1 wat ⇒ iets, enkele(n), sommige(n), een aantal♦voorbeelden:some say so • er zijn er die dat zeggen————————some22 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 enigszins ⇒ een beetje; 〈 ironisch〉 geweldig, formidabel♦voorbeelden:he was annoyed some • hij was een tikje geïrriteerd————————some3♦voorbeelden:some day I'll know • ik zal het ooit wetensome plumber he is! • wat een klungelaar van een loodgieter! -
13 soup
-
14 'em
-
15 Jewish
-
16 chum
n. maatje (i.d. spreektaal)--------v. goede maatjes wordenchum1[ tsjum] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————chum2〈werkwoord; chummed〉♦voorbeelden: -
17 dunno
n. weet ik niet (internet slang)[ dunnoo, -də-] 〈 samentrekking van I don't know, spreektaal〉 -
18 fair
adj. billijk, eerlijk; behoorlijk; blond; mooi, net; kermis, markt--------adv. eerlijk; behoorlijk; in het geheel (spreektaal)--------n. (jaar)markt, tentoonstellingfair1[ feə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beurs ⇒ (jaar)markt, tentoonstelling————————fair2〈bijvoeglijk naamwoord; fairness〉1 eerlijk ⇒ redelijk, geoorloofd2 behoorlijk ⇒ bevredigend, redelijk♦voorbeelden:fair game • wild waarop gejaagd mag worden; 〈 figuurlijk〉 gemakkelijke prooi 〈 bijvoorbeeld voor kritiek〉get a fair hearing • een eerlijk proces krijgenby fair means or foul • met alle/geoorloofde en ongeoorloofde middelenfair play • fair play, eerlijk spel 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 fair enough! • dat is niet onredelijk!, okay!the fair sex • het schone geslacht————————fair3〈 bijwoord〉2 beleefd ⇒ hoffelijk, netjes3 precies ⇒ pal, net♦voorbeelden:1 play fair • eerlijk spelen, integer zijn -
19 famous
adj. welbekend, beroemd; uitstekend (spreektaal)[ feeməs] -
20 fish
n. vis; vissen; kerel, speciaal iemand, creatuur (i.d. spreektaal)--------v. vissen; proberen te vissen; vissen zoeken; zoeken; vangenfish1[ fisj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook fish〉♦voorbeelden:a cold fish • een kouwe kikkera queer fish • een rare snuiterhave other fish to fry • wel wat anders/belangrijkers te doen hebben→ pretty pretty/————————fish2♦voorbeelden:〈 informeel〉 fish for compliments/information • vissen naar complimentjes/informatieII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:fish out a piece of paper from a bag • een papiertje uit een tas opdiepenfish up an old bike out of the water • een oude fiets uit het water opvissen
См. также в других словарях:
Dertigers — The Dertigers, or writers of the thirities, are a group of Afrikaans language South African poets who achieved new heights of eloquence in the young language s early decades of the 20th century. The Dertigers arose after the Tweede Asem ( Second… … Wikipedia