-
1 sharpness
scherpte -
2 acidity
-
3 acrimony
n. scherpte, scherpheid, bitsheid[ ækrimmənie] -
4 acuity
n. scherpheid; scherpzinnigheid -
5 acumen
n. scherpzinnigheid; scherp verstand[ ækjoemən]1 scherpzinnigheid ⇒ scherpte van verstand/geest/inzicht -
6 asperity
-
7 bite
n. beet; (slange-) beet--------v. bijten; bijten (van aas)bite1[ bajt]♦voorbeelden:have a bite to eat • iets eten1 vinnigheid ⇒ bits(ig)heid; scherpte♦voorbeelden:that gin had much bite • die gin had een scherpe smaak————————bite21 bijten ⇒ toebijten, (toe)happen 〈 ook figuurlijk〉, zich (gemakkelijk) laten beetnemen; steken, prikken 〈 van insecten〉♦voorbeelden:1 the cold bit my fingers • de kou beet/sneed me in de vingersbite off • afbijtenbite at something • naar iets happen〈 informeel〉 what's biting you? • wat zit je dwars?bite off more than one can chew • te veel hooi op zijn vork nemenbe bitten with a passion for football • verslingerd zijn aan voetbal -
8 definition
-
9 edge
verhoogde standaard van draadloze communicatie (volgende stap vooruit van GSM)EDGE (Enhanced Data Rates for Global Evolution)edge1[ edzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 rand ⇒ boord, oever, grens♦voorbeelden:she gave me the rough/sharp edge of her tongue • zij sprak mij bits toeput an edge on • slijpentake the edge off • het ergste wegnemenbe on edge • gespannen/prikkelbaar zijn→ fine fine/————————edge21 (langzaam/voorzichtig) bewegen♦voorbeelden:edge up • dichterbij schuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 omranden ⇒ omboorden, omzomen♦voorbeelden:she edged herself to the front • zij drong ongemerkt naar vorenthe dog edged me off the seat • de hond duwde mij van de bank af→ edge out edge out/ -
10 focus
n. focus, brandpunt (ook in computers); (in computers) de plaats in een conversatie raam voor de ontvangst van de invoer--------v. concentreren, in focus zetten, samenvattenfocus1[ fookəs] 〈meervoud: ook foci〉♦voorbeelden:tuberculous focus • tuberculeuze haard2 scherpte♦voorbeelden:in(to) focus • scherpbring something into focus • scherp stellen op ietscome into focus • in het brandpunt komen 〈 ook figuurlijk〉; duidelijk in beeld komen 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 duidelijk gedefinieerd wordenout of focus • onscherp————————focus2〈werkwoord; ook focussed〉3 (zich) scherp stellen/instellen ⇒ scherp zien, scherp in beeld brengen♦voorbeelden:focus one's attention on • zijn aandacht concentreren op -
11 go out of focus
zijn scherpte verliezen, flou worden 〈 van microscoop〉 -
12 go out of
go out of♦voorbeelden:2 go out of business • op de fles gaan, failliet gaango out of fashion • uit de mode rakengo out of focus • zijn scherpte verliezen, flou worden 〈 van microscoop〉go out of service • buiten gebruik/dienst rakengo out of sight/view • uit het zicht verdwijnengo out of use • in onbruik raken, buiten gebruik raken -
13 acoumeter
n. acoumeter (gehoor-meter, apparaat voor het meten van gehoor scherpte) -
14 acridity
n. bijtend; bitterheid; scherpte -
15 acridly
adv. met scherpte; met bitterheid -
16 acridness
n. scherpte, brandend -
17 acuteness
n. scherpte, spitsheid -
18 picture resolution
fotoscherpte (kwaliteitsmeting van scherpte van foto, in hoeverre zij duidelijk is en de dingen niet vaag overkomen) -
19 pointedness
n. puntigheid, scherpte -
20 shrillness
n. schel geluid, schril geluid, scherpte (geluid, etc.)
- 1
- 2