-
1 rondborstig
♦voorbeelden: -
2 rondborstig
♦voorbeelden: -
3 rondborstig
чистосердечный; откровенный, искренний* * *прил.общ. откровенный, прямодушный, чистосердечный -
4 rondborstig
adj. frank, candid, open hearted--------adv. plainly -
5 rondborstig
1. bnfranc/franche, direct2. bw -
6 rondborstig
sincère -
7 rondborstig zijn, voor iets uitkomen
rondborstig zijn, voor iets uitkomenDeens-Russisch woordenboek > rondborstig zijn, voor iets uitkomen
-
8 rondborstig in zijn doen en laten
rondborstig in zijn doen en latenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > rondborstig in zijn doen en laten
-
9 откровенный
adjgener. inzichtelijk, recht door zee, heilig, gul, onbedekt, onomwonden, openlijk, gemeend, goedrond, gulhartig, mededeelzaam, onbewimpeld, onverbloemd, openhartig, oprecht, rondborstig, ruiterlijk, volmondig, vrijmoedig -
10 прямодушный
adjgener. onbevangen, rechtgeaard, rondborstig, ruiterlijk, trouwhartig, vrijmoedig -
11 чистосердечный
adjgener. heilig, fideel, goedmeedig, gulhartig, goedrond, gul, openhartig, oprecht, rondborstig, trouwhartig, volmondig, vrijmoedig -
12 franc
franc1 [frã]〈m.〉————————franc2 [frã],franche [frãsĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 open(hartig) ⇒ vrijmoedig, rondborstig, oprecht, open(lijk)2 zuiver ⇒ helder, echt♦voorbeelden:à parler franc • eerlijk gezegdfranc de port • franco————————franc3 [frã],franque [frãk]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉 〈 geschiedenis〉♦voorbeelden:1 un Franc, une Franque • Frank, Frankische1. = franche; adj1) openhartig, vrijmoedig, oprecht2) zuiver, echt3) vrij, onbelast2. = franche; adj -
13 rond
rond1 [rõ]〈m.〉2 ring♦voorbeelden:faire des ronds • cirkels trekkenen rond • in een kring, in de rondte〈 figuurlijk〉 tourner en rond • op een dood spoor zitten, in een vicieuze cirkel zitten————————rond2 [rõ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉2 rond ⇒ dik, bol, mollig4 rond ⇒ gebogen, gewelfd♦voorbeelden:1. m1) cirkel, kring2) ring3) schijfje4) poen, geld5) zwaai [arm, been]2. adj1) rond2) mollig3) openhartig4) ladderzat -
14 откровенный
adjgener. inzichtelijk, recht door zee, heilig, gul, onbedekt, onomwonden, openlijk, gemeend, goedrond, gulhartig, mededeelzaam, onbewimpeld, onverbloemd, openhartig, oprecht, rondborstig, ruiterlijk, volmondig, vrijmoedig -
15 прямодушный
adjgener. onbevangen, rechtgeaard, rondborstig, ruiterlijk, trouwhartig, vrijmoedig -
16 чистосердечный
adjgener. heilig, fideel, goedmeedig, gulhartig, goedrond, gul, openhartig, oprecht, rondborstig, trouwhartig, volmondig, vrijmoedig -
17 gerade
gerade12 rondborstig, eerlijk ⇒ open, oprecht4 precies, juist♦voorbeelden:1 in gerader Richtung • rechtdoor, rechtuitetwas gerade biegen • iets rechtbuigenetwas gerade richten • iets rechtmaken, reparerengerade stehen • (recht) staan————————gerade2〈 bijwoord〉1 net, juist ⇒ pas; nauwelijks, amper2 vlak, recht ⇒ direct, meteen♦voorbeelden:1 das fehlt gerade noch! • dat ontbreekt er nog maar aan!in einer Stunde schreibt er gerade eine Seite • in één uur (tijd) schrijft hij amper één bladzijdedas ist es ja gerade! • dat is het hem nou juist, nou net!das kommt gerade recht • dat komt net goed uit, van pasgerade gegenüber • recht tegenover -
18 geradeheraus
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский