-
1 carillonner
carillonner [kaariejonnee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) luiden, slaan [klok]3) inluiden4) rondbazuinen -
2 colporter
-
3 tambouriner
tambouriner [tãboerienee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) trommelen, slaan2) rondbazuinen -
4 corner
corner1 [korner]〈m.〉————————corner2 [kornee]♦voorbeelden:3 les oreilles me cornent • mijn oren suizen, tuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 door toeteren roepen, waarschuwenmcorner, hoekschop -
5 crier
crier [krie.ee]1 schreeuwen ⇒ gillen, roepen3 piepen ⇒ knarsen, kraken, krassen6 luidkeels verkondigen ⇒ zich luidkeels beklagen (over), luidkeels protesteren (tegen)♦voorbeelden:crier comme un sourd • hard schreeuwencrier comme un putois, un veau • schreeuwen als een oordeel, als een gekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ roepen, roepen om4 uitventen ⇒ venten met, omroepen♦voorbeelden:crier vengeance • om wraak schreeuwen, roepenv1) schreeuwen, roepen (om)3) piepen, knarsen4) vloeken [kleuren]5) kraaien, huilen8) uitventen -
6 claironner
claironner [klerronnee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 ébruiter
ébruiter [eebrŵietee]1 ruchtbaar worden ⇒ ruchtbaarheid krijgen, uitlekken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский