-
1 razendsnel
♦voorbeelden:hij deed dat razendsnel • he did that quick as lightningrazendsnel rijden • drive like lightning -
2 razendsnel
1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 ultra-rapide 〈meervoud: ultra-rapides〉; 〈 bijwoord〉 avec une rapidité fulgurante♦voorbeelden: -
3 razendsnel
прил.общ. молниеносно, молниеносный -
4 razendsnel
I.blitzschnell [ugs.]II.rasend schnell [ugs.] -
5 razendsnel antwoorden
razendsnel antwoorden -
6 razendsnel antwoorden
razendsnel antwoordenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > razendsnel antwoorden
-
7 razendsnel rijden
razendsnel rijdenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > razendsnel rijden
-
8 het nieuwtje verbreidde zich razendsnel
het nieuwtje verbreidde zich razendsnelDeens-Russisch woordenboek > het nieuwtje verbreidde zich razendsnel
-
9 het ging allemaal zo razendsnel in zijn werk
het ging allemaal zo razendsnel in zijn werkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het ging allemaal zo razendsnel in zijn werk
-
10 het nieuwtje verbreidde zich razendsnel
het nieuwtje verbreidde zich razendsnelVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het nieuwtje verbreidde zich razendsnel
-
11 hij deed dat razendsnel
hij deed dat razendsnelVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij deed dat razendsnel
-
12 toss off
achteroverslaan (drank); razendsnel produceren, uit zijn mouw schudden; (v. zich) afschuddentoss offI 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:toss off a speech • voor de vuist weg een toespraak houden -
13 молниеносно
advgener. razendsnel -
14 молниеносный
adjgener. razendsnel, bliksemsnel -
15 at a terrific speed
-
16 dart out one's tongue
dart out one's tongue -
17 dart
n. pijl(tje); steek, sprong--------v. (toe/weg)snellen/schieten/stuiven; (toe)werpen, plotseling richten opdart1[ da:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (plotselinge/scherpe) uitval 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ steek, sprong♦voorbeelden:make a dart for the door • naar de deur springen/schieten————————dart21 (toe/weg)snellen/schieten/stuiven♦voorbeelden:dart along/away/out • langs/weg/naar buiten stuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (toe)werpen ⇒ schieten, plotseling richten op♦voorbeelden:1 dart a glance/look at • een (plotselinge/scherpe) blik toewerpen -
18 double-quick
heel sneldouble-quick〈 informeel〉1 vliegensvlug ⇒ razendsnel; zo snel je kan♦voorbeelden:1 in double-quick time • in een oogwenk, onmiddellijk -
19 scorch
n. schroeiplek; "galop", woeste rit (slang)--------v. verschroeien, schroeien, zengen, verzengen; woest rijdenscorch1[ sko:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scorch22 〈slang; honkbal〉snelle, harde bal gooien1 (ver)schroeien ⇒ (ver)zengen, verbranden -
20 terrific
- 1
- 2