-
1 platmaken
-
2 platmaken
-
3 platmaken
-
4 dresser
dresser [dressee]1 rechtop zetten ⇒ oprichten, (op)zetten4 africhten ⇒ drillen, oefenen♦voorbeelden:dresser un piège à qn. • iemand een strik spannendresser la table, le couvert • de tafel dekken1 zich oprichten ⇒ zich verheffen, opstaan♦voorbeelden:se dresser sur la pointe des pieds • op z'n tenen gaan staan1. v1) oprichten, rechtop zetten2) gereedmaken3) [iemand] opzetten (tegen)4) platmaken2. se dresservzich verheffen, opstaan -
5 neerslaan
1 [scheikunde] precipitate, be precipitated♦voorbeelden:1 het metaal slaat neer op de elektrode • the metal precipitates/is precipitated on the electrodeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [naar beneden slaan] turn down 〈 rand, kraag〉 ⇒ let down, lower 〈 klep〉, 〈 platmaken〉 beat down, 〈 platmaken〉 flatten2 [tegen de grond slaan] strike/knock down♦voorbeelden:de ogen neerslaan • lower one's eyes2 een opstand neerslaan • put down/crush a rebellion -
6 rouler
rouler [roelee]♦voorbeelden:la vie humaine roule sur des probabilités • het leven hangt van toevalligheden aan elkaarII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ oprollen, draaien, doen rollen♦voorbeelden:rouler en boule • tot een prop maken¶ rouler les ‘r’ • de ‘r’ laten rollen♦voorbeelden:scène à se rouler par terre • scène om je dood te lachenv1) rollen2) rijden, lopen3) slingeren [schip]4) zwerven5) gaan (over), draaien (om) -
7 pletten
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский