-
1 plaatsbewijs
-
2 plaatsbewijs
plaatsbewijs, plaatsbiljet1 ticket -
3 plaatsbewijs
сущ.общ. билет -
4 plaatsbewijs
het [vervoerbewijs]Fahrkarte f -
5 plaatsbewijs
tíketDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > plaatsbewijs
-
6 plaatsbewijs
n. reserved seat ticket -
7 plaatsbewijs
1) biljett2) ton3) anteckna4) notera5) not -
8 plaatsbewijs
kart [-tı] s -
9 plaatsbewijs
billet d'aller, billet, ticket -
10 plaatsbewijs
tíket -
11 плацкарта
plaatsbewijs -
12 billet
billet [bieje]〈m.〉1 plaatsbewijs ⇒ kaartje, lot3 geldswaardig papier ⇒ wissel, promesse4 briefje ⇒ aankondiging, kennisgeving5 bewijs ⇒ attest, certificaat6 column♦voorbeelden:billet de faveur • vrijkaartjebillet de loterie • lot, lootjebillet de quai • perronkaartjebillet circulaire • rondreisbiljetprendre un billet • een kaartje kopen3 billet à ordre • orderbriefje, promessebillet doux, galant • minnebriefje, liefdesbriefje5 〈 figuurlijk, informeel〉 je vous donne, fiche mon billet que 〈+ aantonende wijs〉 • ik geef het u op een briefje datm1) plaatsbewijs, kaartje2) (bank)biljet3) wissel, promesse4) briefje5) aankondiging, kennisgeving6) bewijs, certifikaat7) column -
13 plaatsbiljet
→ link=plaatsbewijs plaatsbewijs -
14 билет
ngener. biljet, bon, kaart (железнодорожный, театральный), kaartje (железнодорожный), plaatsbewijs, plaatskaartje, ticket -
15 ticket
n. kaartje; bewijs; label--------v. een kaarje/toegangsbewijs krijgen; bestemmenticket1[ tikkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kaart(je) ⇒ toegangsbewijs, plaatsbewijs♦voorbeelden:→ straight straight/————————ticket2〈 werkwoord〉3 〈Amerikaans-Engels; informeel〉een bon/bekeuring geven -
16 baignoire
-
17 tíket
biljet [N], kaartje [N], plaatsbewijs, plaatskaartje [N] -
18 билет
ngener. biljet, bon, kaart (железнодорожный, театральный), kaartje (железнодорожный), plaatsbewijs, plaatskaartje, ticket -
19 anteckna
1) kaartje2) biljet3) plaatsbewijs -
20 biljett
1) biljet2) plaatsbewijs3) kaartje
Страницы
- 1
- 2