-
1 overuren
гл.общ. (фиг.)заработаться, overuren maken - работать сверхурочно -
2 overuren
mvÜberstunden {pl} -
3 overuren
n. overtime -
4 overuren
• overtime -
5 overuren
überstunden -
6 overuren maken
overuren maken -
7 overuren maken - работать сверхурочно
vgener. overurenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > overuren maken - работать сверхурочно
-
8 overuren maken - работать сверхурочно
vgener. overurenDutch-russian dictionary > overuren maken - работать сверхурочно
-
9 overuren maken
n. sundowner -
10 de overuren (dubbel) uitbetaald krijgen
de overuren (dubbel) uitbetaald krijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de overuren (dubbel) uitbetaald krijgen
-
11 überstunden
overuren -
12 overtime
overurenoverwerkoverwerktijd -
13 overtime
-
14 heures supplémentaires
-
15 overuur
♦voorbeelden:de overuren (dubbel) uitbetaald krijgen • be paid (double for) overtime -
16 заработаться
vgener. (фиг.) overuren -
17 work overtime
-
18 heure
heure [ur]〈v.〉1 uur♦voorbeelden:une heure d'horloge • een vol uursemaine de 40 heures (de travail) • 40-urige werkweekl'heure exacte • de juiste tijd〈 kindertaal〉 mon quatre heures • mijn eten, mijn hapje om 16 uurquelle heure est-il? • hoe laat is het?heures supplémentaires • overurenil est une heure et demie • het is half tweeavancer, retarder l'heure • de klok voor, achter zettenn'avoir pas une heure à soi • geen moment voor zichzelf hebbenn'avoir pas d'heure • zich niet aan de klok houdendemander l'heure • vragen hoe laat het iscent kilomètres à l'heure • honderd kilometer per uur2 heure d'affluence, de pointe • spits(uur), piekuurheure d'été, d'hiver • zomer-, wintertijdavoir eu son heure de gloire • z'n (korte) glanstijd gehad hebbenl'heure H • het uur Uheures creuses • stille uren, tussenuren, dalurenc'est l'heure • het is tijdprendre heure avec qn. • een bepaalde tijd afsprekenson heure a sonné • zijn laatste uur heeft geslagenarriver à l'heure • op tijd komence livre est venu à son heure • dat boek is op een gunstig moment gekomenà ses heures • als het hem uitkomtà l'heure qu'il est • nu, op dit momentà l'heure actuelle • nu, tegenwoordigà l'heure de • in de tijd van; op de manier van, onder de invloed vanà l'heure où • op het moment dattout à l'heure • straks, zoëvend' une heure à l'autre • ieder moment, zeer binnenkortde bonne heure • vroeg, vroegtijdigd'heure en heure • van uur tot uur, voortdurendpour l'heure • voor, op het ogenbliksur l'heure • onmiddellijkf1) uur2) tijd -
19 supplémentaire
supplémentaire [suupleemãter]1 aanvullend ⇒ supplementair, extra♦voorbeelden:adjaanvullend, extra -
20 extra
extra1 [ekstraa]〈m.〉3 bijbaantje ⇒ bijverdienste, extra dienst, overuren♦voorbeelden:1 faire un extra • iets bijzonders eten, drinken————————extra2 [ekstraa]1 prima ⇒ eersteklas, super, extra fijn♦voorbeelden:
- 1
- 2