-
1 overhaasting
-
2 overhaasting
-
3 overhaasting
n. precipitation, precipitancy, precipitance, rashness -
4 met overhaasting te werk gaan
met overhaasting te werk gaanrush (into) a job/somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met overhaasting te werk gaan
-
5 haste
n. haast--------v. haast hebben[ heest]♦voorbeelden:in (great) haste • inderhaast, met (grote) spoed -
6 précipitation
précipitation [preesiepietaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:1 avec précipitation • overhaast, (te) snel1. f1) grote haast2) precipitatie [scheikunde]2. précipitationsf pl -
7 Überstürzung
См. также в других словарях:
Uebereilen — 1. Es übereilt sich bald ein Mann, der nicht vorsichtig handeln kann. – Petri, II, 302. 2. Nichts übereile, gut Ding braucht Weile. – Simrock, 1938. Als Inschrift in einem Geviert der Bierräume des neuen berliner Rathhauses. (Frieske, 13, 55.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon