-
1 surface
oppervlakvlak -
2 surface-barrier transistor
oppervlak-barrièretransistorEnglish-Dutch technical dictionary > surface-barrier transistor
-
3 surface
adj. oppervlakkig--------n. oppervlak, oppervlakte; zijde, kant--------v. aan de oppervlakte komen; verschijnen; bedekken, bestratensurface1[ sə:fis] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 come to the surface • te voorschijn komen, bovenkomenof/on the surface • aan de oppervlakte, op het eerste gezicht————————surface21 aan de oppervlakte komen/treden 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ opduiken, verschijnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vlak/glad maken ⇒ polijsten2 bedekken ⇒ bestraten, asfalteren -
4 terrace
n. (verhoogd) vlak oppervlak, terras; bordes, tribune--------v. bouwen van terrasterrace1[ terris] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (verhoogd) vlak oppervlak ⇒ (dak/wandel)terras2 bordes ⇒ (open) tribune, staanplaatsen————————terrace2〈 werkwoord〉1 tot terras(sen) vormen ⇒ in terrassen verdelen; terrasgewijs aanleggen♦voorbeelden: -
5 cracked surface
gebarsten oppervlakgesprongen oppervlak -
6 sculptured surface
gebeeldhouwd oppervlakvolgemodelleerd oppervlak -
7 Terr.
n. terras; verhoogd vlak oppervlak; balkon; verhoging--------n. territorium, grondgebied/staatsgebied; stuk landTerr.〈 afkorting〉1 [Terrace] -
8 bosom
adj. boezemvriend--------n. boezem[ boezəm]♦voorbeelden:¶ return to the bosom of the church • terugkeren in de armen/schoot van de kerk -
9 calender
n. machine met twee draaiende cylinders die kleding of papier een glad oppervlak geven; machine gebruikt om materiaal met rubber te bedekken--------v. persen of glad maken van materiaal door het door een machine te laten gaancalender1[ kælində] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————calender2〈 werkwoord〉 -
10 concavity
n. concaaf, hol, rond[ kənkævətie] 〈meervoud: concavities〉1 concaaf/hol(rond) oppervlak ⇒ concave lijn, uitholling, koepel -
11 external
adj. uiterlijk, van buiten, buiten--------n. uiterlijk; uitwendigexternal1[ ikstə:nl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 uitwendig deel/oppervlak♦voorbeelden:————————external21 uiterlijk ⇒ buiten-, extern♦voorbeelden:external causes • externe oorzakenexternal pressure • druk van buitenafexternal examination/examiner • examen/examinator van buiten de schoolstudy externally • als extraneus studeren -
12 face
n. gezicht--------v. tegenover iemand staan, tot iemand wenden, voor iemand staan, tegenoverstellen, afwachten; dekken; verwijzen; houwenface1[ fees] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 aanzien ⇒ reputatie, goede naam4 〈 benaming voor〉 (belangrijkste) zijde ⇒ oppervlak, bodem 〈 aarde〉; gevel, voorzijde; 〈 techniek, technologie〉 loopvlak, draagvlak; wijzerplaat 〈 klok〉; 〈 mijnwezen〉 pijler, front; kant, wand 〈 berg〉♦voorbeelden:meet someone face to face • iemand onder ogen komenshow one's face • zijn gezicht laten zienbefore one's face • voor iemands ogenshe shut the door in my face • ze gooide de deur (vlak) voor mijn neus dichtin (the) face of • ondanks, tegenoverin the face of, to someone's face • in aanwezigheid vanlaugh in someone's face • iemand in zijn gezicht uitlachenmake/pull faces/a face at someone • een gezicht tegen iemand trekken3 lose (one's) face • zijn gezicht verliezen, afgaansave (one's) face • zijn figuur reddenhave the face to • de brutaliteit hebben omset one's face against something • ergens tegen gekant zijnthrow something in someone's face • iemand iets voor de voeten gooien/verwijtenwipe something off the face of the earth • iets volkomen doen verdwijnenon the face of it • op het eerste gezicht————————face21 uitzien ⇒ het gezicht/de voorkant toekeren, uitzicht hebben♦voorbeelden:face up to the truth • de waarheid onder ogen zien/accepterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 let's face it, … • laten we wel wezen, …face something out • zich ergens met lef doorheen slaanthe picture facing the title page • de illustratie tegenover het titelblad -
13 facet
n. facet, kant; oppervlak--------v. scherp maken, randen maken, slijpen[ fæsit] -
14 flat
adj. plat, vlak; vierkant; standaard; verschaald; mat; te laag; flat, etage; mol--------adv. plat; compleet; zeker; precies; zonder rente--------n. flat, woning; een plat voorwerp; oppervlak; vlakte; platte band, beland; mineur (in muziek)flat1[ flæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 flat ⇒ etage, appartement3 platte kant ⇒ vlak, hand(palm)4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉lekke/lege band♦voorbeelden:————————flat2〈flatter; flatness〉♦voorbeelden:¶ be in/go into a flat spin • in de war/opgewonden zijn/rakenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 fall flat • mislukken, geen effect oogsten1 rond ⇒ op de kop af, exact♦voorbeelden:————————flat3〈 bijwoord〉1 plat ⇒ vlak, uitgestrekt♦voorbeelden: -
15 frosting
n. glazuurlaag (voor taart); mattering (ruiten); ruitsplinter (voor versiering)[ frosting] -
16 geographer
n. geograaf, aardrijkskundige (een wetenschapper die zich bezig houdt met beschrijven van aarde oppervlak)[ dzjie▪ogrəfə] -
17 green
adj. groen; onrijp; ziekelijk; beginnend--------n. groen (kleur); golfterrein; grasveld; brink; baangreen1[ grie:n]1 grasveld ⇒ brink, dorpsplein1 groen♦voorbeelden:————————green2〈 greenness〉1 groen2 groen ⇒ met gras/loof begroeid♦voorbeelden:green vegetables • bladgroenten4 green apples • groene/zure appelsgreen herring • groene/ongezouten haring¶ green beans • sperziebonen, prinsessenbonengreen card • groene kaart 〈 internationaal motorrijtuigenverzekeringsdocument〉; 〈 Amerikaans-Engels〉 permanente verblijfsvergunninghave green fingers/a green thumb • groene vingers hebben, talent hebben voor plantenverzorgingbe green about the gills • er ziek uitzien, wit om de neus zijngive someone the green light • iemand het groene licht gevengreen peas • doperwtengreen plover • kievietgreen power • macht van het geldII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden: -
18 level
adj. vlak; gelijk; gebalanceerd; vertikaal; gelijkmatig--------n. hoogte; niveau; klasse; oppervlakte; vlak; peil (waterpeil)--------v. afvlakken, glad maken; gelijkheid brengen; vergelijken; vernietigen, aan de grond gelijk makenlevel1[ levl]1 〈 ook als 2e lid van samenstellingen〉 peil ⇒ niveau, hoogte; 〈 bij uitbreiding〉 natuurlijke/juiste peil/plaats3 horizontaal ⇒ waterpas(se) lijn/vlak♦voorbeelden:1 level of achievement/production • prestatie/productiepeilon a level of equality • op voet van gelijkheidfind one's level • zijn plaats vindenII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak als 2e lid van samenstellingen〉1 niveau♦voorbeelden:————————level23 (op) gelijk(e hoogte) ⇒ even hoog/ver4 gelijkmatig ⇒ evenwichtig, regelmatig5 beraden ⇒ bedaard, kalm♦voorbeelden:draw level with • op gelijke hoogte komen met————————level3〈 levelled〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:level (a weapon) at someone • (een wapen) op iemand richten¶ level off • gelijk/vlak maken/wordenlevel off/out • (zich) (op een bepaald niveau) stabiliseren; zijn (maatschappelijke) plafond bereikenlevel out • gelijk/vlak maken/worden; onderscheid/verschillen wegnemen (bij/tussen)♦voorbeelden:level up • tot hetzelfde niveau omhoog brengen————————level4〈 bijwoord〉1 vlak ⇒ horizontaal, waterpas -
19 ovoid
adj. eivormig--------n. eivormig lichaam[ oovojd]2 〈 zelfstandig naamwoord〉eivormig lichaam/oppervlak -
20 paint
n. verf--------v. verven; schilderenpaint1[ peent]♦voorbeelden:wet paint! • pas geverfd!facial paint • maquillageII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————paint2♦voorbeelden:♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Willem Kolff — Willem Johan Kolff (* 14. Februar 1911 in Leiden, Südholland; † 11. Februar 2009 in Newtown Square, Pennsylvania) war ein niederländischer Internist. Er wurde durch die Erfindung einer künstlichen Niere und seine lebenslange Arbeit an künstlichen … Deutsch Wikipedia