-
1 oplopen
1 [naar boven lopen] go/run/walk up3 [op weg gaan] walk on/along5 [botsen op] bump/run into♦voorbeelden:1 de trap oplopen • run/go/walk up the stairstegen de dijk oplopen • run up the dikeeen rekening laten oplopen • run up a bill/an accountal die kleine bedragen bij elkaar, dat loopt flink op • all those small sums put together, it mounts uphet kan oplopen tot ettelijke miljoenen • it may run/amount to several millions3 de straat oplopen • walk/come into the streetsamen (een eindje) oplopen • walk some/part of the way together4 de straat loopt op • the street rises/climbs5 tegen iemand oplopen • bump/run into into someonetegen een mooi huis/goede baan oplopen 〈 figuurlijk〉 • run into a nice house/good jobII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opdoen] catch, get2 [scheepvaart] [inhalen] overtake♦voorbeelden:schade/een verlies oplopen • sustain/suffer/receive damage/a losseen verkoudheid oplopen • catch a cold -
2 oplopen
v. mount up, accrue, run up, run on, incur, catch, foul, contract -
3 oplopen
• to ascend• to increase• to rise• to run-up -
4 oplopen
(v.e. schip) overtake -
5 lichamelijk letsel oplopen
lichamelijk letsel oplopen————————lichamelijk letsel oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > lichamelijk letsel oplopen
-
6 de spanning laten oplopen
de spanning laten oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de spanning laten oplopen
-
7 de straat oplopen
de straat oplopenwalk/come into the streetVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de straat oplopen
-
8 de trap oplopen
de trap oplopenrun/go/walk up the stairsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de trap oplopen
-
9 door zijn gedrag een schorsing oplopen
door zijn gedrag een schorsing oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > door zijn gedrag een schorsing oplopen
-
10 een achterstand oplopen
een achterstand oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een achterstand oplopen
-
11 een pak slaag oplopen
een pak slaag oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een pak slaag oplopen
-
12 een rekening laten oplopen
een rekening laten oplopenrun up a bill/an accountVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een rekening laten oplopen
-
13 een verkoudheid oplopen
een verkoudheid oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een verkoudheid oplopen
-
14 een ziekte oplopen
een ziekte oplopendevelop a disease/an illnessVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een ziekte oplopen
-
15 ernstig letsel oplopen
ernstig letsel oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ernstig letsel oplopen
-
16 griep oplopen
griep oplopen -
17 het kan oplopen tot ettelijke miljoenen
het kan oplopen tot ettelijke miljoenenit may run/amount to several millionsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het kan oplopen tot ettelijke miljoenen
-
18 inwendige kneuzingen oplopen
inwendige kneuzingen oplopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > inwendige kneuzingen oplopen
-
19 samen (een eindje) oplopen
samen (een eindje) oplopenwalk some/part of the way togetherVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > samen (een eindje) oplopen
-
20 schade/een verlies oplopen
schade/een verlies oplopensustain/suffer/receive damage/a lossVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > schade/een verlies oplopen
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Датский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский
oplopen
Страницы