-
1 opbotsen
нарваться на; наехать на -
2 collide with
v. opbotsen tegen, botsen tegen, botsen op, slaan tegen (Bv. "Zij botste tegen de boom") -
3 Aufprall
-
4 anlaufen
anlaufen1 beginnen (te lopen), starten4 strijden, vechten♦voorbeelden:7 vor Scham, Zorn rot anlaufen • rood aanlopen van schaamte, woedeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aandoen, aanvaren♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский