-
1 ticket
n. kaartje; bewijs; label--------v. een kaarje/toegangsbewijs krijgen; bestemmenticket1[ tikkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kaart(je) ⇒ toegangsbewijs, plaatsbewijs♦voorbeelden:→ straight straight/————————ticket2〈 werkwoord〉3 〈Amerikaans-Engels; informeel〉een bon/bekeuring geven
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский