-
1 feud
n. vete--------v. strijden, twisten, onenigheid hebbenfeud1[ fjoe:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vete ⇒ onenigheid, ruzie♦voorbeelden:————————feud2〈 werkwoord〉1 in vete liggen ⇒ onenigheid hebben, ruziën -
2 dissidence
-
3 disunity
-
4 friction
n. wrijving, frictie, onenigheid[ friksjn] -
5 odds
n. ongelijkheid, verschil; (grote) kans, waarschijnlijkheid[ odz]♦voorbeelden:what's the odds? • wat doet dat ertoe?face fearful odds • tegenover een geweldige overmacht staanthe odds are against/on his winning the election • naar alle waarschijnlijkheid zal hij de verkiezingen verliezen/winnenthe odds are that she will do it • de kans is groot dat ze het doet5 give/receive odds • voorgift geven/krijgengive/lay odds (on) • wedden (op)I'll lay odds (on it) that he won't win • ik durf te wedden dat hij niet wintplay the odds • op de notering van de winnaar gokkenagainst all (the) odds • tegen alle verwachtingen inover the odds • meer dan verwacht -
6 quarrel
n. twist, ruzie; oorzaak om te klagen; gekibbel; twist--------v. ruziën; twisten; disputeren; aanklagen; fouten vindenquarrel1[ kworrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:make up a quarrel • een ruzie bijleggenhave a quarrel with someone • ruzie hebben met iemand————————quarrel2〈werkwoord; Brits-Engels quarrelled〉2 kritiek hebben ⇒ aan/opmerkingen hebben♦voorbeelden:2 who would like to quarrel with that? • wie zou dat willen bestrijden? -
7 rift
n. kloof, spleet, scheur; tweedracht, onenigheid--------v. kloven, splijten, scheuren[ rift] 〈 voornamelijk formeel〉 -
8 tangle
n. knoop, klit; verwarring; conflict, onenigheid--------v. in de war maken, in de knoop raken, komplikaties veroorzaken, de zaken complicerentangle1[ tænggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 conflict ⇒ onenigheid, moeilijkheden♦voorbeelden:1 in a tangle • in de war/knoop————————tangle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 a spot of bother
een probleem, onenigheid -
10 altercation
-
11 argument
n. debat., discussie; bewering, argument; (in computers) argument, parameter die wordt meegegeven aan een bepaalde funktie of programma[ a:gjoemənt]2 ruzie ⇒ onenigheid, woordenwisseling♦voorbeelden:1 a strong argument for/against • een sterk argument voor/tegen¶ ram the argument home • een argument sterk benadrukken/doordrijven1 bewijsvoering ⇒ betoog, redenering♦voorbeelden:1 let us, for the sake of argument, suppose … • stel nu eens (het hypothetische geval) dat … -
12 be at odds with
be at odds with -
13 conflict
n. confrontatie; strijd; twist--------v. tegenspreken; tegenstrijden; er tegenin gaanconflict1[ konflikt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 strijd ⇒ conflict(situatie); onenigheid♦voorbeelden:————————conflict21 onverenigbaar/strijdig zijn ⇒ in tegenspraak zijn, botsen2 strijden ⇒ botsen, in conflict komen/zijn♦voorbeelden:this law conflicts with the constitution • deze wet is in strijd met de grondwet -
14 controversy
n. controversie; woorden hebben[ kontrəvə:sie, kəntrovvəsie] 〈meervoud: controversies〉1 onenigheid ⇒ wrijving, verdeeldheid♦voorbeelden:beyond controversy • buiten kijf -
15 disagreement
n. meningsverschil; verschil[ dissəgrie:mənt]1 onenigheid ⇒ meningsverschil, ruzie♦voorbeelden:1 he was in disagreement with his employer's plans • hij was het niet eens met de plannen van zijn werkgever -
16 discord
n. twist; wanklank; dissonant1 onenigheid ⇒ twist, ruzie; wrijving, disharmonie -
17 discordance
-
18 disharmony
-
19 dissension
-
20 dissonance
n. wanklank[ dissənəns]
См. также в других словарях:
onenigheid — kesekese … Woordenlijst Sranan