-
1 omrollen
1 [omwerpen] renverser2 [omwentelen; oprollen] rouler♦voorbeelden:zich op zijn buik omrollen • se tourner sur le ventre1 [zich rollend omdraaien; rollend omvallen] rouler♦voorbeelden: -
2 omrollen
1 [omwerpen] knock down3 [oprollen] roll up/back♦voorbeelden:2 [zittend omvallen] fall over♦voorbeelden:¶ omrollen van het lachen • roll/fall about (laughing/with laughter) -
3 omrollen
кататься по; закатиться за угол; опрокинуться, свалиться* * *гл.общ. перевёртывать, переворачиваться, перекатывать, покатиться, кататься (in, op-в чём-л., по чему-л.), опрокидывать, перекатываться, скатиться, скатывать, упасть -
4 omrollen van het lachen
omrollen van het lachenroll/fall about (laughing/with laughter)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > omrollen van het lachen
-
5 een tapijt omrollen
een tapijt omrollen -
6 zich op zijn buik omrollen
zich op zijn buik omrollen -
7 vaten omrollen
vaten omrollen -
8 roll on
omrollen -
9 split one's sides
omrollen van het lachen -
10 кататься
vgener. omrollen (in, op-â ÷ëì-ô., ïî ÷åìó-ô.), toeren, rijden, spelevaren (на лодке) -
11 опрокидывать
v -
12 перевёртывать
vgener. buitelen, omleggen, omrollen, omstulpen, stulpen, omkantelen, omkanten, omkeren, omkippen, omslaan, omwentelen, omwoelen -
13 переворачиваться
vgener. kantelen, omrollen -
14 перекатывать
vgener. omrollen, kantelen -
15 перекатываться
vgener. omrollen -
16 покатиться
vgener. omrollen -
17 скатиться
vgener. ontglijden (о слезе), omrollen -
18 скатывать
vgener. afrollen, ballen, oprollen, afwentelen (âíèç), omrollen, rollen -
19 упасть
v1) gener. duivelen, duvelen, neerslaan, afkantelen, in het zand bijten (с лошади), omrollen2) rude.expr. lazeren -
20 fall about (laughing/with laughter)
fall about (laughing/with laughter)omrollen/omvallen (van het lachen)English-Dutch dictionary > fall about (laughing/with laughter)
- 1
- 2