-
1 rim
n. rand, velg--------v. velgen, omrandenrim1[ rim] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rim2〈werkwoord; rimmed〉 -
2 border
n. grens; kant, rand; (in computers) de rand die het applikatie venster omgeeft--------v. omzomen; omgrenzenborder1[ bo:də] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 grens ⇒ grenslijn, afscheiding————————border2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 begrenzen ⇒ omzomen, omranden -
3 edge
verhoogde standaard van draadloze communicatie (volgende stap vooruit van GSM)EDGE (Enhanced Data Rates for Global Evolution)edge1[ edzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 rand ⇒ boord, oever, grens♦voorbeelden:she gave me the rough/sharp edge of her tongue • zij sprak mij bits toeput an edge on • slijpentake the edge off • het ergste wegnemenbe on edge • gespannen/prikkelbaar zijn→ fine fine/————————edge21 (langzaam/voorzichtig) bewegen♦voorbeelden:edge up • dichterbij schuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 omranden ⇒ omboorden, omzomen♦voorbeelden:she edged herself to the front • zij drong ongemerkt naar vorenthe dog edged me off the seat • de hond duwde mij van de bank af→ edge out edge out/ -
4 astragal
n. klein lijstwerk gebruikt voor omranden in architectuur en meubilair
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский