-
1 motiveren
2 [stimuleren] motivate♦voorbeelden:iemand motiveren voor iets • motivate someone into doing something -
2 motiveren
-
3 motiveren
мотивировать, обосновать; привести доводы* * *гл.общ. мотивировать, обосновать -
4 motiveren
I.[bemoedigen]motivierenII.[met redenen omkleden]begründen -
5 motiveren
v. motivate, motive, warrant -
6 motiveren
• to account for• to motivate -
7 motiveren
motiver -
8 een handelwijze motiveren
een handelwijze motiverenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een handelwijze motiveren
-
9 iemand motiveren voor iets
iemand motiveren voor ietsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand motiveren voor iets
-
10 мотивировать
motiveren -
11 to account for
motiveren -
12 to motivate
motiveren -
13 обосновывать
motiveren, staven, argumenteren -
14 обосновать
motiveren, staven, argumenteren -
15 motivate
-
16 justifier
justifier [zĵuustiefjee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rechtvaardigen ⇒ bewijzen, verantwoorden→ fin¹1 zich rechtvaardigen ⇒ zijn onschuld aantonen, zich verantwoordenv1) rechtvaardigen, wettigen2) vrijpleiten3) motiveren, verklaren4) bewijzen, aantonen -
17 мотивировать
vgener. beredeneren, motiveren -
18 обосновать
vgener. motiveren -
19 fonder
fonder [fõdee]1 stichten ⇒ oprichten, instellen♦voorbeelden:fonder ses espoirs sur • al zijn hoop vestigen opv1) stichten, oprichten2) baseren (op) -
20 fonder une réclamation
fonder une réclamation
- 1
- 2
См. также в других словарях:
motivieren — Vsw erw. fach. (18. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. motiver, weiter zu Motiv im psychologischen Sinne. Abstrakta: Motivierung, Motivation. Ebenso nndl. motiveren, ne. motivate, nfrz. motiver, nschw. motivera, nnorw. motivere. ✎… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache