-
1 moraliserend
-
2 moralisateur
moralisateur [morraaliezaatur],moralisatrice [morraaliezaatries]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 un moralisateur, une moralisatrice • moralist(e), zedenpreker= moralisatrice; adj -
3 preach
v. preken; redevoering houden; zedenpreken[ prie:tsj]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aandringen op ⇒ propageren, bepleiten -
4 puritan
adj. puriteins, streng v. zeden--------n. Puritein; voorstander van eenvoud en bescheidenheid[ pjoeəritn] -
5 sententious
adj. kernachtig, bondig; schoolmeesterachtig wijs[ sentensjəs] -
6 preachy
adj. prekerig; moraliserend -
7 prédicant
prédicant [preediekã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:1 un prédicant • predikant, dominee -
8 moralisch
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский