-
1 приманка
lokaas, lokmiddel -
2 bribe
n. omkoper, afperser--------v. omkopenbribe1[ brajb] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bribe2〈 werkwoord〉1 (om)kopen ⇒ steekpenningen geven, smeergeld betalen -
3 carrot
n. wortel[ kærət]♦voorbeelden:¶ which shall it be: the carrot or the stick? • 〈 ongeveer〉zeg het maar: moet het goedschiks of kwaadschiks? -
4 come-on
come-on〈 slang〉♦voorbeelden:2 〈 slang〉 as soon as her husband had left she gave me the come-on • zodra haar man de kamer uit was begon ze avances te maken -
5 decoy
n. lokvogel; val--------v. verlokken, verleiden, misleidendecoy1[ die:koj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————decoy21 (ver)lokken ⇒ verleiden, misleiden♦voorbeelden: -
6 lure
n. verleiding, aantrekking; (lok)aas--------v. (ver)lokken tot, aantrekkenlure1[ l(j)oeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lure2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:lure into • verlokken tot -
7 teaser
n. plager,kwelgeest, kweller; puzzel; moeilijk probleem[ tie:zə] -
8 bait car
auto die de politie als lokmiddel gebruikt om autodieven te lokken en te verleiden de auto te stelen -
9 inducement to break a contract
beweegreden om een contract te verbreken; lokmiddel -
10 jacklight
n. licht gebruikt als lokmiddel tijdens jagen of vissen gedurende de nacht -
11 appeau
-
12 leurre
-
13 servir d'appeau à qn.
servir d'appeau à qn. -
14 Köder
-
15 Lockmittel
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский