-
1 lijnstuk
сущ.геом. отрезок -
2 отрезок
-
3 отрезок
-
4 Strecke
Strecke〈v.; Strecke, Strecken〉♦voorbeelden:eine weite Strecke • een heel eind2 eine Strecke fahren • een weg nemen, volgen〈 sport en spel〉 auf die Strecke gehen • starten, van start gaanauf der Strecke liegen bleiben • onderweg blijven steken¶ 〈 informeel〉 auf der Strecke bleiben • (a) het loodje leggen, de dupe worden; (b) erbij inschietenzur Strecke bringen • (a) doden, neerleggen; 〈 (b) figuurlijk〉 ten val brengen • 〈 (c) figuurlijk〉 pakken
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский