-
1 landward
adj. landwaarts--------adv. landwaartslandward1[ lændwəd] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————landward2 -
2 put to
put toII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 ashore
-
4 onshore
onshore12 kust- ⇒ aan/langs/op de kust gelegen, binnenlands♦voorbeelden:an onshore gale was blowing • er stond een aanlandige stormwind————————onshore2〈 bijwoord〉1 land(in)waarts ⇒ naar het land/de kust toe, langs de kust2 aan land ⇒ aan (de)/op de wal♦voorbeelden:1 the wind shifted onshore • de wind draaide landwaarts/naar het land toe -
5 the wind shifted onshore
de wind draaide landwaarts/naar het land toe
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский