-
1 along
langs -
2 all the way
-
3 along
adv. samen--------prep. langsalong11 door ⇒ verder, voort3 langs♦voorbeelden:move along • doorlopenpass the book along • geef het boek doorthe ball rolled along • de bal rolde voortI suspected it all along • ik heb het altijd wel vermoedalong by the wall • langs de muurhe brought his dog along • hij had zijn hond bij zichcome along • kom meego along (with) • meegaan (met)along with • samen met3 I'll be along • ik kom eens langs, ik kom je opzoekencome along anytime • (je bent) altijd welkomshe's coming along • ze is aan de beterende hand————————along2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:an inquiry along these lines • een onderzoek volgens deze methodeflowers along the path • bloemen langs het padalong the way • onderweg -
4 by
adv. door; bij; met--------pref. langs, voorbij; bij, vlakbij, naast--------prep. door; met, per; bijby12 nabij ⇒ dichtbij, in de buurt♦voorbeelden:he drove by in a red car • hij reed voorbij in een rode autoin years gone by • in vervlogen jaren2 be by • erbij/in de buurt zijnby and large • over 't algemeen————————by2[ baj] 〈 voorzetsel〉3 〈 tijd〉 tegen ⇒ vóór, niet later dan; 〈 bij uitbreiding〉 op, om 〈 bepaald tijdstip〉; in 〈 bepaald jaar〉5 〈 duidt een relatie van betrokkenheid, vergelijking aan〉 ten opzichte van ⇒ met betrekking tot, ten aanzien van, wat … betreft♦voorbeelden:North by East • noord ten oostenhe sat by the river • hij zat aan de kant van de riviera house by the sea • een huis aan zeesit by my side • kom naast mij zittenI keep it by me all the time • ik heb het altijd bij meby oneself • alleenhe went by the motorway • hij ging via de autowegtaught by radio • via de radio geleerdshe dropped by Sheila's • zij ging bij Sheila langsby 1980 it had become clear that … • (al) in 1980/zo tegen 1980 was het duidelijk geworden dat …by now • nu (al)two meters by fifty centimeters • twee meter bij vijftig centimeterby sheer chance • door zuiver toevalby force • met gewelddeceived by his friend • bedrogen door zijn vriendthey came by the hundreds • ze kwamen met honderdenhe missed by an inch • hij miste op een paar centimeterI can tell by your looks • ik kan het aan je (uiterlijk) zienknown by the name of Jack • bekend onder de naam Jackhe died by the sword • hij sneuvelde door het zwaarddivide four by two • deel vier door tweea daughter by his first wife • een dochter van zijn eerste vrouwhe began by tidying up • hij begon met op te ruimenI did it all by myself • ik heb het helemaal alleen gedaanpaid by the hour • per uur betaaldby profession • van beroepplay by the rules • volgens de regels spelenit's eight o'clock by my watch • het is acht uur op mijn horlogethat's fine by me • ik vind het/wat mij betreft is het goed/bestby day • overdagby night • 's nachtshe got worse by the hour • hij ging van uur tot uur achteruitlittle by little • beetje bij beetje -
5 brush
n. borstel; kwast; staart v.e. vos; veld--------v. poetsen; borstelen; eraan voorbijgaanbrush1[ brusj]4 streek ⇒ lichte aanraking, beroering; schaafplek♦voorbeelden:————————brush2〈 werkwoord〉1 (af/op/uit)borstelen ⇒ (af/weg/uit)vegen; schuieren2 strijken (langs/over) ⇒ rakelings gaan (langs)♦voorbeelden:brush over • aan/bestrijken, dunnetjes overschilderenshe just brushed past me when we met last • toen ik haar laatst tegenkwam, liep ze me straal voorbij -
6 past
adj. vroeger; voorbijgegaan; van vroeger; vorig, afgelopen, voorbij--------adv. voorbij; vroeger; toen--------n. geschiedenis; verleden; voorbijgegane tijd--------prep. langs; voorbijpast1[ pa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————past21 voorbij(gegaan) ⇒ over, gepasseerd♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:2 past participle • verleden/voltooid deelwoordpast tense • verleden tijd2 voorbij ⇒ vorig, laatst♦voorbeelden:an hour past • sedert een uuryour letter of the fifteenth past • uw brief van de vijftiende jl.————————past3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————past4〈 voorzetsel〉1 voorbij ⇒ verder dan, later dan♦voorbeelden:past all hope • hopelooshe cycled past our house • hij fietste voorbij/langs ons huisjust past sixty • net over de zestigit's past our understanding • het gaat ons begrip te bovenhalf past three • half vier -
7 up
adj. wakker; staand--------adv. boven--------n. helling, opgang; stijging--------v. (plotseling) de hoogte in jagen, verhogenup1♦voorbeelden:¶ ups and downs • wisselvalligheden, voor- en tegenspoed〈 informeel〉 on the up-and-up • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉gestaag stijgend/vooruitgaand; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉eerlijk, openhartig————————up21 omhoog- ⇒ op-, opgaand♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 (om)hoog ⇒ hoger(geplaatst), op, rechtstaand2 op ⇒ uit bed, wakker5 gestegen9 om ⇒ op, voorbij♦voorbeelden:that matter is up for discussion • die zaak is voor discussie vatbaar9 time's up • de/je tijd is om/verstreken10 be well up in/on • veel afweten van, goed op de hoogte zijn vanI'm not up on this subject • ik weet geen snars van dit onderwerp af¶ what's up? • wat gebeurt er (hier)?up and about/around • weer op de been, (druk) in de weer♦voorbeelden:1 the road up • de weg omhoog/naar boven————————up3〈 upped〉♦voorbeelden:1 she upped and left • zij vertrok plotseling/zomaar1 (plotseling) de hoogte in jagen ⇒ verhogen, (abrupt) doen stijgen♦voorbeelden:————————up4[ up] 〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉 omhoog ⇒ op, naar boven, sterker, hoger, meer, verder 〈enz.〉, op-, uit-2 te voorschijn ⇒ zichtbaar, voor, uit-, over-4 〈 plaats of richting〉in/naar ⇒ 〈 Brits-Engels in het bijzonder〉 in/naar de universiteit(sstad)/Londen♦voorbeelden:hands up! • handen omhoog!face up • met de bovenkant omhoogup the republic • leve de republiekcome up for air • aan de oppervlakte komen om lucht te happenhelp her up • help haar opstaanlive up in the hills • boven in de bergen wonenpuffed up • opgeblazensail up against the wind • tegen de wind in zeilenshe tore up the flowers • ze rukte de bloemen uit de grondturn up the music • zet de muziek harderhe went up north • hij ging naar het noordenup and down • op en neer, heen en weerup through history • door heel de geschiedenis heenup till/to now • tot nu toeup to and including • tot en metsums of up to sixty pounds • bedragen tot zestig pondfrom £4 up • vanaf vier pondfrom then on up • van dan af aanchildren from six years up • kinderen van zes jaar en ouderown up • bekennenit will turn up • het zal wel aan het licht komendrink up • drink je glas uitall sold up • helemaal uitverkochtup and down • overalI don't feel up to it • ik voel er mij niet toe in staat————————up5〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ boven in/op, omhoog♦voorbeelden:up the coast to Edinburgh • langs de kust omhoog naar Edinburghit's up the coast from here • het is hier vandaan verder langs de kustup (the) river • stroomopwaartsup the stairs • de trap opup the street • verderop in de straatup the valley • (verder) het dal in¶ up and down the country • door/in het gehele land→ yours yours/ -
8 belabour
v. bekritiseren, voor gek zetten; uitspinnen; ervan langs geven♦voorbeelden: -
9 boardwalk
-
10 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
11 doublethink
n. het genuanceerd denken, het langs twee sporen denkendoublethink -
12 down
n. Down (johan lengdon hayden, engelse dokter,down syndroom een ziekte genoemd naar zijn naam)down1[ daun]♦voorbeelden:¶ have a down on someone • de pest/een hekel hebben aan iemand1 dons ⇒ haartjes, veertjesIII 〈meervoud; Down〉♦voorbeelden:1 the North/South Downs • de noordelijke/zuidelijke heuvelrug in Zuid-Engeland————————down21 neergaand ⇒ naar onder/beneden leidend2 beneden♦voorbeelden:2 it's 7.030, but no one is down yet • het is 7.30, maar er is nog niemand beneden¶ cash down • contante betaling, handje contantjedown payment • contante betaling————————down3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 down an aeroplane • een vliegtuig neerschieten/halen————————down4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:bend down • bukken, vooroverbuigencome down (in life) • aan lager wal (ge)rakenthe sun goes down • de zon gaat ondergo down (south) • naar het zuiden trekkengo down in price • goedkoper wordengo down three to one • met drie-een verliezenkeep down • onder de duim houden, onderdrukkenkeep down one's food • zijn eten binnenhoudenput down in writing • opschrijventhe wind went/died down • de wind ging liggenup and down • op en neerdown on your knees! • op de knieën!down with the president! • weg met de president!down! • liggen!, koest!, af! 〈 tegen hond〉go down to the country • het platteland bezoekentrack someone down • iemand opsporen〈 Amerikaans-Engels〉 down south • in/naar de zuidelijke staten¶ eight down and two to go • acht gespeeld, nog twee te spelendeep down inside, down under • in zijn binnenstedown under • bij de tegenvoeters, in Australië en Nieuw-Zeeland————————down5〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:roll down (the) hill • (van) de berg (af)rollendown (the) river • de rivier af, verder stroomafwaartsdown South • zuidwaarts, in het zuidenhe went down the street • hij liep de straat doordown town • de stad in, in het centrum -
13 get by
overleven (vanuit finacieel oogpunt) in moeilijke tijden, financieel rondkomen tijdens een moeilijk situatie (bv. " Nu mijn man zijn baan is kwijtgeraakt, zal het moeilijk zijn de huur te bepalen, maar dat zullen we overlevenget by1 er voorbij komen/gaan♦voorbeelden:1 may I get by? • mag ik er even langs?II 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
14 lick
n. lik; veeg; klap (slang); uitbarsting van energie, krachtsexplosie--------v. aflikken, likken aan, lekken; (af)ranselen; verslaan; onder de knie krijgenlick1[ lik]1 lik♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————lick2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 likken♦voorbeelden:1 lick (something) off/out/up • (iets) af/uit/oplikkenlick bad habits out of someone • slechte gewoontes er bij iemand uit rammen -
15 onshore
onshore12 kust- ⇒ aan/langs/op de kust gelegen, binnenlands♦voorbeelden:an onshore gale was blowing • er stond een aanlandige stormwind————————onshore2〈 bijwoord〉1 land(in)waarts ⇒ naar het land/de kust toe, langs de kust2 aan land ⇒ aan (de)/op de wal♦voorbeelden:1 the wind shifted onshore • de wind draaide landwaarts/naar het land toe -
16 reroute
v. langs een andere weg sturen, een andere bestemming geven[ rie:roe:t] -
17 shave
n. scheren; dunne snee; slijp--------v. scheren; zich scheren; langsscherenshave1[ sjeev] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————shave2〈voornamelijk als bijvoeglijk naamwoord shaven [sjeevn]〉I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; ook wederkerend werkwoord〉♦voorbeelden:shave off one's beard • zijn baard er afscherenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 skirt
n. rok; berm; buitenwijk; "stuk" (slang)--------v. begrenzen, lopen langs; omringen; omzeilenskirt1[ skə:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rok♦voorbeelden:4 what a piece of skirt! • wat een stuk!————————skirt2〈 werkwoord〉2 omringen -
19 coasting
adj. m.b.t. zeiltocht langs de kust; vervoert kusthandel--------n. zeiltocht langs de kust; het vervoeren van een kusthandel; het van de berg afglijden -
20 shunpike
adj. langs kleinere, gezelliger wegen reizend--------v. langs kleinere, gezelliger wegen reizen
См. также в других словарях:
Längs — Längs, ein Nebenwort des Ortes, welches die dritte Endung des Hauptwortes erfordert, und im gemeinen Leben am üblichsten ist, in die Länge an etwas hin. Das Kraut wächst längs den Wegen, an den Wegen. Längs der Mauer hingehen, ihrer ganzen Länge… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
langs — præp., adv.; langs ad vejen (jf. langsad); langs med huset; på langs … Dansk ordbog
längs — ¹längs am Rand, an/auf der Seite, entlang, neben; (landsch.): lang. ²längs der Länge/Längsachse nach, in Längsrichtung, nicht quer, von oben nach unten [gemessen]; (Fachspr.): longitudinal; (Technik): axial. * * * längs:⇨entlang längsderLängenach … Das Wörterbuch der Synonyme
langs ad — langs ad; langs ad vejen (jf. langsad) … Dansk ordbog
längs — Adv. (Aufbaustufe) der Länge nach Synonym: in Längsrichtung Beispiele: Diese Sitzbank lässt sich längs um 10 cm verschieben. Er hat die Banane längs durchgeschnitten … Extremes Deutsch
längs — Präp. std. (14. Jh.), mhd. lenges, älter langes der Länge nach Stammwort. Zu lang1, wie mndd. langes, mndl. langes, lancs u.ä. Adverbialer Genetiv, der seinerseits einen Genetiv regieren kann, woraus die Verwendung als Präposition entsteht.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
langs — langs·dorf·fia; … English syllables
längs — fort; weiter; der Länge nach; längs laufend; längs gerichtet; longitudinal (fachsprachlich) * * * 1längs [lɛŋs] <Adverb>: der Längsachse nach /Ggs. quer/: ein Brötchen längs durchschneiden. 2längs [lɛŋs] <Präp. mit Gen. oder Dativ> … Universal-Lexikon
längs — lạ̈ngs1 Präp; mit Gen, geschr ≈ entlang ↔ quer über: die Bäume längs der Straße, längs des Flusses lạ̈ngs2 Adv; der längeren Seite nach ↔ quer: ein Schnitt längs durch den Stoff; Die Streifen verlaufen längs über das Hemd || K : Längsachse,… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
längs — lạ̈ngs (der Länge nach); etwas längs trennen; als Präposition mit Genitiv: längs des Weges, gelegentlich mit Dativ: längs dem Wege; ein D✓längs gestreifter oder längsgestreifter Stoff … Die deutsche Rechtschreibung
längs — 99 • utmed • längs, utmed, utefter, längsefter … Svensk synonymlexikon