-
1 klapperen
1 claquer♦voorbeelden: -
2 klapperen
♦voorbeelden: -
3 klapperen
-
4 klapperen
v. chatter, make small talk; flap, move the wings or arms up and down -
5 klapperen
ww -
6 klapperen
• rattle -
7 klapperen
1) plask2) skvalp -
8 klapperen
barboter, clapoter -
9 met zijn oren staan te klapperen
met zijn oren staan te klapperenDeens-Russisch woordenboek > met zijn oren staan te klapperen
-
10 zijn tanden klapperen
zijn tanden klapperen -
11 ik stond wel even met mijn oren te klapperen
ik stond wel even met mijn oren te klapperenI couldn't believe my ears/what I was hearingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik stond wel even met mijn oren te klapperen
-
12 met zijn oren staan te klapperen
met zijn oren staan te klapperenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met zijn oren staan te klapperen
-
13 oor
1 [gehoororgaan] ear2 [oorschelp] ear♦voorbeelden:dat gaat het ene oor in, het andere uit • it goes in one ear and out the otherik heb er wel oren naar • I rather like the ideahij heeft er geen oren naar • he won't hear of itde oren sluiten voor • close one's ears/be deaf tohet oor strelen • be a delight to the eardoof aan één oor • deaf in one eariemand iets in het oor fluisteren • whisper something in someone's ear〈 figuurlijk〉 dat komt hem ter ore • that has come to his attention/earsmijn oren tuiten (ervan) • my ears are ringingzich achter de oren krabben • scratch one's headze bloosde tot achter haar oren • she blushed to the roots of her hairgaatjes in de oren hebben • have pierced ears〈 figuurlijk〉 ik stond wel even met mijn oren te klapperen • I couldn't believe my ears/what I was hearing〈 figuurlijk〉 iemand met iets om de oren slaan • blow someone up over something, give someone hell about somethingde kogels vlogen hen om de oren • the bullets whizzed past their earsop één oor liggen • be stretched out¶ iemand een oor aannaaien • fool someone, take someone for a ridezij laat zich geen oor aannaaien • she's nobody's fool〈Algemeen Zuid-Nederlands; figuurlijk; informeel〉 iemand de oren van zijn kop zagen • bore someone to tearsop een oor na gevild zijn • be on the home stretch/last lap -
14 flattern
-
15 стучать
vgener. aantikken (в дверь), bekloppen (по чему-л.), bonken (op- обо что-л., по чему-л.), kleppen, ploffen (о моторе), beuken, bolderen, bonzen, klappen, klapperen, klepperen, kloppen (op, tegen-ïî), rammelen, slaan, stommelen, trommelen, trommen -
16 хлопать
vgener. flappen, klappen, kletsen, kloppen, paffen, klapperen (о парусе), kleppen, klepperen -
17 щёлкать
vgener. klikken, knakken, knippen, kraken (орехи), slaan, klappen (кнутом, языком), klapperen (зубами), klappertanden, kleppen (об аисте), klepperen, klikklakken, knallen, knappen, tikken -
18 chatter
n. geklets; getik--------v. kletsen; tikken, typenchatter1[ tsjætə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————chatter2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 flutter
n. gefladder, fladderen; gejaagdheid, agitatie; speculatie, gokje--------v. fladderen, klapwielen, dwarrelen, wapperen; trillenflutter1[ fluttə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————flutter24 zenuwachtig/opgewonden rondlopen ⇒ ijsberen5 snel/onregelmatig slaan ⇒ (snel) kloppen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 snel (heen en weer) bewegen ⇒ doen klapperen/wapperen♦voorbeelden: -
20 slat
- 1
- 2