-
1 kapotgaan
1 [stukgaan] 〈 aan stukken〉 se casser; 〈 beschadigd〉 s'abîmer; 〈 defect〉 se détraquer⇒ tomber en panne 〈 gescheurd〉 se déchirer2 [doodgaan] crever♦voorbeelden: -
2 kapotgaan
♦voorbeelden:zijn zaak/huwelijk is aan de drank kapotgegaan • liquor was the downfall of his business/marriage -
3 kapotgaan
(ис)портиться; разбиться; (по)рваться; разорваться; подохнуть* * **ломаться, разбиватьсясм. тж. kapotmaken* * *гл.1) общ. ломаться, разбиваться, рваться2) вульг. околевать, издыхать -
4 kapotgaan
I.kaputtgehenII.krepieren [derb] -
5 kapotgaan
bozulmak [-ur] v -
6 kapotgaan van de honger
kapotgaan van de honger -
7 Bruch
Bruch1〈m.; Bruch(e)s, Brüche〉1 breuk 〈 ook geologie, medisch, wiskunde〉 ⇒ het (ver)breken, schending; barst, scheur; fractuur; brekage, afval2 vouw, plooi♦voorbeelden:1 Bruch machen • brokken, stukken makendas ist alles Bruch! • dat is allemaal breuk, afval; 〈 ook〉troep!in die Brüche gehen • stuk-, kapotgaandie Ehe ist in die Brüche gegangen • het huwelijk is stukgelopenzu Bruch fahren • in de soep, prak rijden————————Bruch2〈m. & o.; Bruch(e)s, Brüche〉 -
8 kapotmaken
( (по)(с)ломать); (ис)портить; разбить; (по)рвать; разорвать; повредить; ( (по)(за)губить), доконать; сжить со свету (со) свету* * *(t)ломать, разбивать; убиватьсм. тж. kapotgaan* * *гл.общ. разбивать, убивать, ломать, портить -
9 разъезжаться
afreizen, vertrekken ; scheiden, uit elkaar gaan ; verslijten, kapotgaan -
10 сломаться
breken, kapotgaan -
11 издыхать
vrude.expr. creperen, kapotgaan, kreperen -
12 ломаться
vgener. breken, kapotgaan, ontzetten, zich aanstellen -
13 околевать
vrude.expr. kapotgaan, creperen, kreperen -
14 разбиваться
vgener. breken, kapotgaan, te pletter vallen -
15 рваться
vgener. inscheuren, scheuren, kapotgaan -
16 bust
adj. kapot, stuk; bankroet gaan--------n. borstbeeld, buste; borsten; hechtenis; bankroet--------v. aanhouden, in hechtenis nemen; breken; verliezen; een stap naar beneden op de ladderbust1[ bust] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buste ⇒ borstbeeld, tors2 boezem ⇒ buste, borsten————————bust21 kapot ⇒ stuk, naar de knoppen♦voorbeelden:————————bust3〈 slang〉1 barsten ⇒ breken, kapotgaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 breken ⇒ mollen, kapot/stuk maken2 laten springen ⇒ door/verbreken, bankroet laten gaan, platzak maken→ bust up bust up/ -
17 издыхать
vrude.expr. creperen, kapotgaan, kreperen -
18 ломаться
vgener. breken, kapotgaan, ontzetten, zich aanstellen -
19 околевать
vrude.expr. kapotgaan, creperen, kreperen -
20 разбиваться
vgener. breken, kapotgaan, te pletter vallen
Страницы
- 1
- 2