-
1 передовая
hoofdartikel -
2 leading article
hoofdartikel————————lokkertje, reclameartikel 〈 in winkels〉; 〈Brits-Engels; journalistiek〉(hoofd)commentaar, redactioneel commentaar/artikel -
3 editorial
adj. redactioneel--------n. hoofdartikel, redactioneel commentaar[ edditto:riəl]♦voorbeelden: -
4 éditorial
-
5 главная статья
adjgener. hoofdartikel (договора, дохода и т.п.), grondartikel -
6 передовая статья
adjgener. hoofdartikel -
7 передовица
ngener. hoofdartikel -
8 article
n. artikel (ook in computers); tekst die naar een diskussiegroep gestuurd wordt (computers - internet); onderdeel; voorwerp; paragraaf in een kontrakt--------v. Verbinden door middel van contractarticle1[ a:tikl]1 artikel ⇒ stuk, tekstfragment♦voorbeelden:a newspaper article • een krantenartikelleading article • hoofdartikelarticle of furniture • meubel(stuk)4 definite/indefinite article • bepaald/onbepaald lidwoordII 〈 meervoud〉1 contract ⇒ statuten, akten♦voorbeelden:Articles of war • krijgsartikelendraw up the articles • de statuten opmakenserve one's articles • in de leer zijn————————article2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 be articled to • in de leer zijn bij, als stagiair(e) werkzaam zijn bij -
9 editorialize
v. geven van de mening van de verslaggevereditorialize, editorialise[ edditto:riəlajz] 〈 Amerikaans-Engels〉 -
10 feature
n. kenmerk, karakteristiek; opvallende eigenschap; gezichtsvorm; volledige film; attraktie; vaste rubriek (in de krant); (in computers) eigenschap, positieve eigenschap van een produkt--------v. een (belangrijke) plaats innemen; vertonen; brengen, speciale aandacht besteden aanfeature1[ fie:tsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (hoofd)kenmerk ⇒ hoofdtrek, karakteristiek3 hoogtepunt ⇒ specialiteit, hoofdnummer♦voorbeelden:————————feature21 een (belangrijke) plaats innemen ⇒ prominent zijn, opvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 brengen ⇒ speciale aandacht besteden aan, doen uitkomen♦voorbeelden:2 the shop features video-recorders this month • deze maand heeft de zaak een speciale aanbieding van videorecorders -
11 lead
adj. belangrijkste; eerste; de leider; de leiding; opening (van een artikel)--------adj. loden--------n. leiding; bescherming; verschil tussen-; leidend; voorbeeld; richting (van een verhoor); toespeling; de eerste plaats; leidinggevende positie; leiding; bescherming; leidend; toelichting, voorlichting--------n. lood; grafiet; kogels (voor vuurwapen); gewicht; printplaat--------v. leiden, ertoe brengen; vooropgaan; voorgaan; aanvoeren; leiden (leven)--------v. met lood bedekken, verloden; in lood zettenlead1[ led] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lood♦voorbeelden:————————lead2[ lie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanknopingspunt ⇒ aanwijzing, suggestie8 〈 elektriciteit〉voedingsdraad/leiding/lijn9 〈 voornamelijk Brits-Engels〉(honden)lijn/riem♦voorbeelden:2 give someone a lead • iemand op weg helpen/een hint geven5 whose lead is it? • wie moet er uitkomen?————————lead3♦voorbeelden:1 voorgaan ⇒ de weg wijzen, (bege)leiden2 aan de leiding gaan ⇒ aanvoeren, op kop/voor(op) liggen; 〈 sport〉 voorstaan, een voorsprong hebben op; 〈 figuurlijk〉 de toon aangeven4 leiden ⇒ aanvoeren, het bevel hebben/voeren (over)♦voorbeelden:Liverpool leads with sixty points • Liverpool staat bovenaan met zestig punten¶ lead off (with) • beginnen/openen/van start gaan (met)2 brengen/bewegen tot ⇒ overhalen, aanzetten tot♦voorbeelden:¶ lead (someone) astray • (iemand) op een dwaalspoor/het verkeerde pad brengenlead (someone) on • (iemand) overhalen/verleiden (tot); iemand iets wijsmaken -
12 leader
n. leider, hoofd; hoofdartikel; voorganger; dirigent (orkest); eerste speler; lijn van punten (gedrukt)[ lie:də], 〈in betekenis 3 ook〉 loss leader1 leider ⇒ aanvoerder, gids2 〈 benaming voor〉eerste/voorste ⇒ 〈 politiek〉 partijleider, voorman; 〈Brits-Engels; muziek〉 concertmeester, eerste violist; 〈Amerikaans-Engels; muziek〉 dirigent3 〈 verkorting〉[loss leader] -
13 editorialiser
n. iemand die een opinie geeft (in een hoofdartikel) -
14 editorialist
n. iemand die hoofdartikel schrijft -
15 editorializer
n. iemand die een opinie geeft (in een hoofdartikel) -
16 article
article [aartiekl]〈m.〉1 artikel ⇒ opstel, verhandeling, stuk(je)2 bepaling ⇒ punt, post, artikel3 koopwaar ⇒ (handels)artikel, goed♦voorbeelden:article de tête • hoofdartikelc'est un article à part • dat is een hoofdstuk apartreprendre article par article • punt voor punt nagaanpour, sur cet article • op dit puntsur l'article de • wat betreft, op het punt van3 articles de bureau • bureaubenodigdheden, schrijfgereiarticles nécessaires à la vie • eerste levensbehoeftenfaire l'article • zijn waar aanprijzen, reclame makenon ne fait pas l'article • wij verkopen dit artikel nietm1) artikel, stuk [krant]2) bepaling, punt [document]4) lidwoord5) geleding [dier] -
17 article de tête
article de tête -
18 Editorial
Editorial〈o.; Editorial(s), Editorials〉 -
19 Kolumne
-
20 Leitartikel
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский