-
1 honk
n. het toeteren van een auto--------v. toeterenhonk1[ hongk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————honk2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 home
adj. mijn huis; mijn familie--------adv. thuis; naar huis--------n. huis--------v. naar huis gaan/vliegen/teruggaanhome1[ hoom] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 thuis5 bakermat ⇒ zetel, haard♦voorbeelden:at home 9 to 11 • spreekuur van 9 tot 11〈 figuurlijk〉 at home in/on/with • thuis/goed inmake yourself at home • doe alsof je thuis bent(away) from home • van huisit's a home (away) from home • het is er zo goed als thuis/een tweede thuis〈 spreekwoord〉 home is where the heart is • eigen haard is goud waard; zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens thuis, in mijn 〈enz.〉geboortedorp/stad/streek/land thuis, in mijn 〈enz.〉geboortedorp/stad/streek/land→ Englishman Englishman/————————home23 lokaal5 raak♦voorbeelden:home brew • zelf gebrouwen bierhome computer • huiscomputerhome cooking • Hollandse pot, eenvoudige kosthome goal • thuisdoelpunthome movie • zelf opgenomen filmhome office • hoofdkantoorhome port • thuishavenhome remedy • huismiddel(tje)Home Guard • (lid van de) burgerwachtHome Rule • zelfbestuur————————home3〈 werkwoord〉1 naar huis gaan/vliegen/teruggaan♦voorbeelden:————————home4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:3 at last it's come home to me how much I owe my parents • ineens drong het tot mij door hoeveel ik mijn ouders verschuldigd benhit/strike home • doel treffen -
3 bag
n. zak; tas; handtas; koffer; beurs; notitieboek; wild op jacht meegenomen; uier (bij een koe, schaap, enz.); oogwal (veroorzaakt door gebrek aan slaap of vermoeidheid); honk, een van de vier honken bij honkbal (Honkbal); kleine hoeveelheid illegale drugs (Slang); lelijke vrouw (Slang)--------v. in zak, jas, koffer; doen; vangen (bij de jacht); te pakken krijgen; aanhouden, arresterenbag1[ bæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 zak ⇒ tas, koffer3 zakvormig voorwerp/lichaamsdeel♦voorbeelden:bags of room • plaats genoeg→ diplomatic diplomatic/————————bag2〈 bagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen zwellen/uitpuilen/uitzakken♦voorbeelden: -
4 base line
n. startlijn; (Druk) denkbeeldige lijn waarop de basis van de letters rusten (uitgezonderd de letters g, y, p, q en j); lijn die het einde van een tennisveld aangeeft (Tennis) gebied waarin de renner van het ene naar het andere honk rent (Honkbal)base line -
5 base
adj. laag, verachtelijk--------n. basis; grondslag; grondvlak--------v. baserenbase1[ bees] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the base of the triangle • de basis van de driehoekcatch someone off base • iemand overvallen/onverwacht treffen————————base2〈bijvoeglijk naamwoord; baser; baseness〉1 laag ⇒ minderwaardig, verachtelijk♦voorbeelden:1 a base action • een laffe/gemene daad————————base3〈 werkwoord〉2 vestigen♦voorbeelden:1 computer-based accountancy • geautomatiseerde/gecomputeriseerde boekhoudingbase oneself on • uitgaan vanbased (up)on mere gossip • slechts op roddel berustend -
6 coffin corner
-
7 home base
(thuis)basis; 〈 sport, spel〉doel, honk -
8 no-hitter
no-hitter〈Amerikaans-Engels; honkbal〉 -
9 safe
adj. veilig; zeker; voorzichtig; heel; niet gevaarlijk--------n. brandkast, (bewaar)kluissafe1[ seef] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brandkast ⇒ (bewaar)kluis, safe(loket)————————safe2〈bijvoeglijk naamwoord; safeness〉1 veilig ⇒ beschermd, beschut2 veilig ⇒ zeker, gevrijwaard3 betrouwbaar ⇒ vertrouwd, gegarandeerd♦voorbeelden:safe from attack • beveiligd tegen aanvallenas safe as houses • zo veilig als een huisbe on the safe side • het zekere voor het onzekere nemenbetter (to be) safe than sorry • beter blo Jan dan do Janin safe keeping • in veilige bewaringit's safe to say • je kunt gerust zeggenplay it safe • op veilig spelen/geen risico nemen〈 spreekwoord〉 it's better to be safe than sorry • beter hard geblazen dan de mond verbrand; beter een kwaaie loop dan een kwaaie koopthe party has twenty safe seats • de partij kan zeker rekenen op twintig zetels -
10 steal
v. stelen; sluipen; ongezien doordringensteal1————————steal21 stelen2 sluipen♦voorbeelden:the months stole away/on • de maanden verstreken ongemerktII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 steal an idea/a joke • een idee/grap pikkensteal a kiss • een kus ontstelensteal a ride • stiekem meerijden -
11 tag up
-
12 tag
n. label (ook in computers); etiket, plakkertje; uitdrukking; krul; (in computers) label--------v. aanhechten, aanhangen, vastknopen, vastbinden; etiketteren, meelopen, volgentag1[ tæg]4 flard ⇒ rafel, los uiteinde————————tag2〈 tagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 every item was nicely tagged • elk artikel was keurig geëtiketteerd/van een prijskaartje voorzien -
13 walk
n. wandeling, loop; voettocht; weggetje; doorgang; trottoir; manier van lopen; beroep, baan; loopbaan--------v. lopen, wandelen; voettocht maken; leiden; brengen; gedragenwalk1[ wo:k]5 wandelgang ⇒ promenade; voetpad♦voorbeelden:a ten-minute walk • een wandeling van tien minuten4 walk of life • beroep, roeping; (maatschappelijke) rang/standall walks of life • elke rang en stand♦voorbeelden:————————walk21 lopen♦voorbeelden:¶ walk away from 〈 informeel〉 • er ongedeerd afkomen bij 〈 ongeluk〉; 〈 sport〉 met gemak achter zich latenwalk off • opstappen, er vandoor gaanwalk out 〈 informeel〉 • het werk onderbreken, staken; opstappen, weglopen 〈 bijvoorbeeld bij overleg〉walk tall • het hoofd hoog dragen, trots zijnwalk up! • kom erin!, komt dat zien! 〈 bijvoorbeeld bij circus〉walk up to someone • op iemand afgaanwalk into a job • gemakkelijk aan een baan komen〈 informeel〉 walk over • met gemak achter zich laten/overwinnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 lopen over/door/langs/op ⇒ bewandelen♦voorbeelden:→ learn learn/ -
14 fadeaway
n. langzaam verdwijnen; handeling of moment van langzaam verdwijnen; (In honkbal) omgekeerde curve (honkbalworp die draait in vorm van boog); (in Honkbal) worp gemaakt door honkrenner naar andere kant van honk om te vermijden dat hij uitgeworpen wordt
См. также в других словарях:
HONK! — is a festival of radical and activist marching bands held in Somerville, Massachusetts Davis Square neighborhood in October. The first HONK! Festival happened in 2006 and included the participation of a dozen street bands from all over the United … Wikipedia
Honk — may refer to:* Honk (band) * Honk (magazine) * Honk! , a stage musical * HONK!, a marching band festival * Hyperosmotic non ketotic acidosis, a type of diabetic coma * A sound made by geese, brass instruments, or car horns … Wikipedia
Honk — Honk, n. [Of imitative origin.] (Zo[ o]l.) The cry of a wild goose. {Honk ing}, n. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Honk — Honk, n. 1. To make a sound like a honk. [PJC] 2. Specifically: To sound the horn on an automobile or other motor vehicle. [PJC] … The Collaborative International Dictionary of English
Honk — est un film documentaire français d Arnaud Gaillard et Florent Vassault sorti en 2011. Sommaire 1 Résumé 2 Sélections 3 Fiche technique 4 Liens externes … Wikipédia en Français
honk — [ haŋk ] verb 1. ) intransitive or transitive to make a loud noise using a horn, especially the horn of a car 2. ) intransitive if a GOOSE or another bird honks, it makes a loud noise ╾ honk noun count … Usage of the words and phrases in modern English
honk — honk·er; honk; … English syllables
honk — ► NOUN 1) the cry of a goose. 2) the sound of a car horn. ► VERB 1) make or cause to make a honk. ORIGIN imitative … English terms dictionary
honk — (n.) cry of a goose, 1814, Amer.Eng., imitative. As a verb by 1854, of geese; the sense of sound a horn, especially on an automobile, first recorded 1895 in Amer.Eng. Related: Honked; honking … Etymology dictionary
honk — [v] toot beep, blare, blast, blow, blow the horn, sound, sound one’s horn, tootle; concept 65 … New thesaurus
honk — ☆ honk [hôŋk, häŋk ] n. [echoic] 1. the call of a wild goose 2. any similar sound, as that of an automobile horn vi. to make any such sound vt. 1. to express by honking 2. to sound (an automobile horn) honker n … English World dictionary